Categorie archief: Op avontuur!

En dan nu Mongolië deel 3: les photos!

Van kameelrijden tot ziek zijn in de woestijn: Mongolië deel twee!

Waar waren we gebleven… Maandagmorgen stonden we op, ontbeten, pakten in, betaalden voor onze trip en onze overnachting en we waren klaar om te vertrekken. Maar onze chauffeur was dat niet. Nu moet gezegd worden dat de brave man een goed excuus had, want de avond ervoor was al het ‘personeel’ van de hostel uitgenodigd geweest op het huwelijk van een van de andere chauffeurs. Uiteindelijk zijn we rond 10u ’s morgens vertrokken in plaats van om 8.30u. We reden een hele tijd door Ulan Bator (echt vlot ging het verkeer niet, dat is echt overal in de wereld hetzelfde precies) en na een stop aan een winkel, waar Heleen en ik een hoop batterijen kochten die uiteindelijk toch niet bleken te werken, en waar we noedels, fruit en snoep insloegen omdat Bobby ons dit had aangeraden (“jullie zullen waarschijnlijk zowat elke dag hetzelfde eten krijgen”) en een tweede stop aan een tankstation gingen we op weg. De tankprocedure was wel lichtelijk anders dan ik gewend ben: op een gegeven moment begon onze chauffeur, een zeer aimabel man overigens, ons kakigroene Russische busje heen en weer te bewegen (let wel, wij zaten er nog in!) en hop, van links naar rechts, waarop wij besloten hem wat te helpen en we allemaal als gekken heen en weer begonnen te wiegen. Dit scheen onze chauffeur zeer te appreciëren en hij schonk ons een grote glimlach.

Na het vervullen van deze taken gingen we op weg. We reden de stad uit en al gauw bevonden we ons midden in de Mongoolse steppes. Hier en daar lag nog wat sneeuw, verder waren er bergen in de verte en vooral steppe. Af en toe passeerden we een gehuchtje (een hoop huizen en Mongoolse tenten (de zogenaamde ger) langs de kant van de weg) of zagen we een soort Boeddhistisch (vermoed ik, onze gids sprak maar enkele woorden Engels, dus hij kon het ons niet vertellen – of wij konden hem in de eerste plaats toch onze vragen niet duidelijk maken) tempeltje en verder kwamen we veel kuddes koeien, geiten en schapen, allen gehuld in een dikke pels (’t waren echte knuffelbeesten!).

Op een gegeven moment zagen we in de verte een soort stofwolk en een hele hoop geiten en enkele kamelen (kamelen!) die gehoed werden door twee Mongoolse mannen te paard. Het was echt wel een heel spektakel om te zien; die mannen die met hun paarden om de kudde heen zwierven en alle dieren die rondliepen en de kamelen (een stuk of drie) die daar op hun dooie gemak op een dor grassprietje kauwend tussenliepen.

Het is echt vreemd hoe groot het contrast was tussen Ulan Bator en het platteland is. Ulan Bator is niet zo heel groot, maar het centrum doet heel modern en eigentijds aan. Dan heb je het platteland, waar er nog heel veel tenten staan (gers – en ze zijn dus niet speciaals opgezet voor toeristen) en je nog heel veel mensen ziet die te paard hun kudde beesten hoeden. Heel veel mensen hebben ook nog een soort traditionele kledij aan, bestaande uit een grijs of bruin ‘kleed’ (à la paterken) met een gele, oranjeachtige band over. In Ulan Bator liepen er ook mensen zo rond, maar toch aanzienlijk minder dan op het platteland.

Ik weet niet wie, maar iemand merkte juist op dat de wegen er in Mongolië geweldig bijlagen en véél beter waren dan in Rusland en ja, als ge van den duivel spreekt… Een dikke tien minuten later hield de schone asfaltweg op en bevonden we ons op een zandwegel. Voor de rest van de dag en voor het grootste deel van onze trip. Nu zijn er meerdere wegels, volgens mij gewoon gevormd door het aantal keer dat er is over gereden en onze chauffeur vond het fijn om af en toe eens van pad te veranderen en vooral om met hoge snelheid door de bochtjes te razen. Wij werden door elkaar gerammeld en we voelden ons al redelijk haring-in-een-ton-achtig, maar wij amuseerden ons. De chauffeur had een cd van Boney M opstaan en de sfeer was zeer goed! Later zette hij Mongoolse muziek op, wat iets minder was, maar op een manier paste het wel bij het landschap en we voelden ons allen (naast haring) zeer Mongools.

Tegen 15u in de namiddag stopten we aan een soort wegrestaurant (dat gaat zo; er is steppe en steppe en steppe en steppe en dan hebben ze daar ergens een huis of drie neergeplant, waarvan er een dus een wegrestaurant is. Ja, dan staat ge daar, god weet waar in Mongolië en de kaart is opgesteld in het Mongools. Nu kunnen we dat wel (min of meer) lezen, want Mongools wordt neergeschreven in het cyrillisch met om een of andere reden af en toe een Griekse theta (als ik het me goed herinner van in het tweede jaar…) ertussen, maar begrijpen dat is iets anders. Het enige wat verstaanbaar was (naast de frisdranken) was goulash en onze mannen (Nick en Jeremy) kozen daar voor. Mij leek dit wat riskant, dus ik wees gewoon op iets dat andere mensen aan het eten waren en wat leek op noedels. Al snel kregen Jeremy en Nick hun maaltijd, die er werkelijk overheerlijk uitzag. Iets later kregen wij ons potje noedels. Het zag er nog redelijk uit en het was ook min of meer redelijk, maar ook niet meer dan dat. Het gerecht, wat waarschijnlijk een of zelfs hét nationale gerecht van Mongolië is, aangezien we later in de gers bijna niks anders te eten kregen, bestond uit de volgende ingrediënten: een waterige soep waarin dikke, maar lekkere noedelslierten dreven, omringd door vermoedelijk stukjes schapenvlees en stukjes vet. U heeft dat goed gelezen ja, puur vet, wit (tricky want zo soms moeilijk te onderscheiden van een bleekgele, beige noedelsliert!) en smeuïg. Die laatste twee ingrediënten zorgden ervoor dat het gerecht ook niet meer dan redelijk bevonden werd. Na het eten vroegen we onze sympathieke chauffeur de sleutel van de auto omdat we nood hadden aan een plaspauze en het toiletpapier nog in de auto lag. Nadat elk van ons (vier) elk van de sloten (drie) met elk van de sleutels (twee) had geprobeerd en geen van ons de auto open kreeg kwam de chauffeur (die waarschijnlijk alles door het raam had gezien en eens goed had gelachen denk ik) naar buiten en opende de deur met één draai van zijn sleutel. Vervolgens konden we eindelijk gebruik maken van het toilet, zoals steeds en zoals te verwachten viel het ondertussen al bekende ‘gat in de grond met kot/hout errond’-wc (neem het advies aan van een kenner van dit soort toiletgelegenheden: let op de windrichting!) en hierna vertrokken we weer.

Onderweg stopten we enkele keren omdat de mannen, zwakke wezens als ze zijn, hun blaas moesten ledigen, maar verder reden we en reden we en reden we. Tegen de avond was er weer zo’n een stop en aangezien we allemaal erg uitgelaten waren (het landschap was schitterend, overweldigend, de zon zou weldra ondergaan en hey, wij bevonden ons zo maar eventjes allemaal samen in een kakigroen busje gevuld met eten en chocolade in Mongolië dat werd bestuurd door een Mongool met een spleetje tussen zijn tanden, die net een cd vol Westerse muziek including ‘Dragosta din Tei’ had opgezet en wat heeft een mens nog meer nodig dan dat?) begonnen we spring-in-de-lucht-foto’s te maken. Onder andere in het midden op de weg. Voor onze auto stond er een hoopje Mongolen verzameld rondom een blauwe pick-up en met veel verbazing keken zei dit spektakel aan.

Nadat we onze energie wat kwijtgeraakt waren en een massa foto’s hadden genomen gingen we weer terug richting busje. Daar sprak een der Mongolen ons aan; “Camel?”. Wel, ja waarom niet, wij waren nog steeds dolenthousiast en riepen van “yes, yes!”. De Mongool zei dat we hen moesten volgen en ons busje reed achter hun pick-up aan. Een eindje verder sloegen we van de weg af (het was weer asfalt geworden) en niet ver van de weg af stond er een Mongoolse tent, waar die familie blijkbaar woonde en naast de tent stond een kameel, die door Heleen tot Edward gedoopt werd. Ha en toen heb ik dus kameel gereden!

Dat zit echt verbazingwekkend comfortabel zo’n kameel, zo tussen die twee bulten. Alleen het ‘opstijgen’ en het ‘landen’ was een beetje vreemd. Zo’n beest dat door zijn poten zakt, het geeft het gevoel van op een glijbaan te zitten. Iedereen maakte een ritje en we gaven die mensen er dan maar 1000 tukrik voor (wat eigenlijk een fortuin is voor hen, maar goed). Ondertussen was ook de zon ondergegaan en het was een magische zonsondergang geweest. Stel u voor, in Mongolië, in de steppe, aan een Mongoolse tent, op een kameel de zon zien ondergaan…

Hierna reden we nog enkele uren door en tegen acht uur bereikten onze overnachtingplaats. We installeerden ons in de ger, die wel voor ons gemaakt leek, want er pasten net zes bedden in, en we warmden ons aan het kacheltje in het midden van de tent. Het is verbazingwekkend hoe groot zo’n tent vanbinnen eigenlijk is, want van de buitenkant lijkt zo’n tent niet heel groot. Er stonden zes bedden in de rondte, een kacheltje, een doos vol hout, een klein tafeltje en zes kleine stoeltjes op kleuterformaat. Niet lang na onze arrivé in de tent kwam de gastvrouw zeggen dat ze eten voor ons zou maken en of we geïnteresseerd waren in een privéconcert van haar buurman, die Mongoolse instrumenten bespeelde en de edele discipline van het keelzingen uitoefende.

Tijdens het eten, heel lekkere ravioli/pelmeniachtige (’t is maar hoe ge het wilt noemen) pasta gevuld met groentjes besloten we te gaan voor den keelzanger (bizar: Word rekent ‘keelzingen’ fout aan, maar ‘keelzanger’ bestaat dan weer wel… gewoon ter uwer informatie). Na het eten kwam Mijnheer de keelzanger langs. Hij was gekleed in iets wat tot traditionele kledij kan gerekend worden en had een heleboel instrumenten mee. Hij speelde op een soort gitaar, dan op een tja, hoe noemt ge zoiets… Een soort gitaarachtig instrument met twee snaren op, dat ge met een strijkstok bespeelt, een harp en een fluit. De liedjes gingen voornamelijk over paarden en over Dzjinghis Khan. De man sprak zeer goed Engels en kon daardoor veel uitleg geven en zo ging hij een lied zingen waar hij vier soorten keelzingen in ging te berde brengen. Impressionant, maar vraag me niet naar het verschil tussen de vier soorten! Hij speelde schoon en zong schoon en het was een schoon einde van de avond.

Maar nog niet helemaal! Er volgde nog een gesprek over middelbare scholen in België (ja elke avond was er een ander thema) en ja, we (hm, maar toch vooral Nele geloof ik) choqueerden onze jongens nogal door over al de bizarre en excentrieke leerkrachten die we door de jaren heen gehad hadden te vertellen. Achja, ze vinden België sowieso al zeer fascinerend, enkele vreemde leerkrachten toevoegen aan hun beeld over België, niks mis mee toch? Na al deze boeiende verhalen kropen we in ons beddeken en vielen in een diepe slaap.

(dinsdag)

Dinsdagmorgen deden we dat we elke dinsdagmorgen doen. Opstaan. Ontbijten. Er was brood. Er was confituur. Er was pindakaas. Wat een golf van vreugde door de tent joeg. Vreugde en contentheid die vooral bij Jeremy te vinden was. Ik begrijp nog steeds niet wat er zo geweldig is aan pindakaas, maar het moet iets wreed zijn!

Na dit fantastische ontbijt waren we klaar om de road te hitten (tiens, ‘hitten’ is ook een bestaand woord volgens Word… meervoud van ‘hitte’? Andere vorm van ‘verhitten’? Fascinerend. ’t Is maar dat u het weet). Maar voor we dit konden doen bezochten we nog een tempel. We bevonden ons namelijk in de oude hoofdstad van Mongolië (Khorkarin), een kruispunt van culturen. Stel u niet te veel voor bij het woord hoofdstad, dit was gewoon een kleine stad.

Eenmaal het tempelcomplex binnen kregen we een gids en konden we aan de rondleiding beginnen. De gids sprak Engels, maar niet echt zeer goed. Ze was zich hier zelf ook van bewust en verontschuldigde zich meermaals met de woorden “sorry, I’m a student”. Om een idee te krijgen hoe het met haar Engels gesteld was, een voorbeeld. Jeremy stelt vraag, bijvoorbeeld “So is this the original stone or is it a replica?” waarop onze gids: “Okay.” Dit gebeurde meermaals (Jeremy bleef proberen) en het werd moeilijk om niet te lachen. De tempels zelf waren wel erg de moeite waard, ze waren zeer mooi. De buitenkant leek een mengeling van Chinese en Mongoolse stijl en binnenin waren er heel veel kleuren en versieringen aangebracht. Het was jammer dat de gids geen beter Engels sprak want ik weet niet zo heel veel van boeddhisme af en de betekenis van sommige dingen of beelden ontging me volledig. De tempels zijn UNESCO werelderfgoed en enkele jaren geleden zijn ze allemaal gerestaureerd geweest en dus was het echt wel de moeite waard om eens te bekijken. Na de rondleiding mochten we zelf rondlopen op het domein. In het begin was ons verteld dat we voor foto’s moesten bijbetalen, maar slinks en sluw als we zijn grepen we toen natuurlijk onze kans. Na nog wat rondgelopen te hebben kwamen we als vanzelf en als steeds uit bij de souvenirafdeling, alwaar Jeremy interesse toonde in een soortement schilderij op een soortement perkament (er is vast een naam voor). Tja, dat had hij in een bepaald opzicht misschien beter niet gedaan. Het afbiedspel begon en het eindigde ermee dat Jeremy wegliep en zei dat hij niet genoeg geld was. De dame liet haar Westerse vis natuurlijk niet zo snel gaan en bleef hem achtervolgen met haar rekenmachine (werkelijk nooit gedacht hoe handig rekenmachines in internationale conversaties kunnen zijn! Waarom zou iedereen zijn nek breken en moeite doen om ‘de getallen’ te leren in een andere taal als ge ’t kunt intypen op een rekenmachine!), waarbij ze hem sommeerde om de som die hij wilde te betalen in te tikken, waarop hij dit deed, waarop zij een hoger getal invoerde en zei dat lager gaan niet kon, waarop Jeremy zei dat hij niet akkoord ging, waarop zei weer Jeremy’s getal indrukte en hem vroeg om iets, zelfs maar een kleine beetje hoger te gaan, waarop hij dit deed enzovoorts en zo verder, de cirkel was zeer vicieus, de dame zeer vasthoudend.

Uiteindelijk hadden we het wel gezien daar in de tempels en aan de souvenirventers (we kochten niks aangezien de bankautomaat de volgende stop was en we anders misschien geen geld meer zouden hebben, als dat niet verstandig én economisch is?!) en we besloten terug te keren naar het busje. De souvenirmadam (óók al een bestaand woord volgens Word’, ik zeg het u, zeer fascinerend dit programma…) bleef Jeremy maar achtervolgen met haar perkament en haar rekenmachine, maar uiteindelijk droop ze af. Om na een minuut of vijf toch weer terug te komen en uiteindelijk toe te geven aan de prijs die Jeremy wilde betalen. Die jongen heeft daar een koopje gedaan! Zijn dag was goed!

Zoals ik al zei was de volgende stop de bankautomaat en nadat onze geldvoorraad weer was aangevuld gingen we de weg op, op naar het Great White Lake. We reden en reden en reden weer. Het landschap veranderde wel wat en werd meer bergachtig. Na de middagstop, in het laatste echte stadje, in een bakery/guesthouse waar ze heerlijk eten (lasagne!) serveerden aan nog heerlijker prijzen reden we zelfs echt de bergen in. Op een asfaltweg. Voor even. Hierna werden het weer zandwegels. Voor heel lang.

We reden, reden en reden weer eens. De Mongoolse muziek werd weer afgewisseld met de Westerse muziekcassettes. Geen idee hoe onze chauffeur de weg vond, want een echte weg was er niet, maar mijn vermoeden is dat hij zo ongeveer parallel met de elektriciteitspalen reed.

Uiteindelijk namen we nog een liftster mee, een vrouw met een baby, waardoor de plaats op de achterbank nog krapper werd en het zo mogelijk nog warmer werd. Er was in dat busje namelijk een chauffage, die zich achter de passagiersstoel en dus naast Hanne haar stoel bevond. Bovendien zaten wij ook nog eens naast de motor, die steeds zeer warm werd (af en toe stopten we om hem te laten afkoelen), dus het was echt bakken daar in dat busje!

Tegen een uur of negen ’s avonds kwamen we aan bij onze tent aan het Great White Lake, dat op dat moment nergens te zien was. Het was warm in de tent, we kregen eten (weer de noedel-schapenvleescombinatie) en ja, dan was het weer eens tijd om naar het toilet te gaan. Nu bevond dit toilet zich op zo’n dikke 200 meter van de tent. Nu blies daar een verschrikkelijk ijzige wind aan dat meer, en nu lag er daar ook al een redelijke laag sneeuw. U begrijpt, dit alles was niet erg aangenaam.

Uiteindelijk gingen we slapen na een gesprek over besmettelijke ziektes. Het was een rustige nacht, warm dankzij de slaapzakken van het Amerikaanse leger die we hadden meegekregen van het Guesthouse (dankuwel Amerika).

(woensdag)

De volgende morgen gingen we na ons ontbijt, bestaande uit droge sneden brood, die ik dan maar roosterde op de haard, wat ze iets beter maakte maar nog steeds niet echt lekker (anderen waagden zich aan een potje noedels, maar dat ging me er nu net over om dit als ontbijt te eten), wandelen langs het meer. En op het meer! Het landschap was fabuleus prachtig, bergen bedekt met wat sneeuw, het meer dat voor de helft al bevroren was, waar ook sneeuw op lag, de kuddes met yaks, de Mongool die passeerde op zijn paard… We konden zelfs op het meer wandelen en ‘schaatsen’, zo hard was het ijs. Nick amuseerde zich door ijsblokken op het meer te gooien en te zien hoe ver ze weggleden en wij ondernamen pogingen om tot aan een rots in de verte te lopen. Ik dacht ook nog eens op het ijs te gaan staan, waarna ik onderuit gleed en zeehondsgewijs op mijn buik achteruit gleed. Pijn? Neen, wel hilarisch grappig.

Uiteindelijk beklommen we de rots, vanwaar we een schitterend uitzicht hadden; voor ons het deel van het meer dat nog niet bevroren was en dat zachtjes kabbelde, zoals de zee en achter ons het grote bevroren meer omringd door bergen en links van ons de steppes en andere bergen. Hierna wandelden we terug naar onze tent. Het was vrij koud, maar we waren dik aangekleed (thermisch) en het was doenbaar.

In de tent kregen we middageten, ditmaal rijst met schapenvlees en wat soepachtige substantie. Na het middageten was het tijd voor het hoogtepunt van de reis waar we al dagen over bezig waren: de tiny little horses! Al zo’n week lang kwam er niet veel meer uit Jeremy dan “tiny little horses” en nu was het eindelijk zo ver: we gingen er op rijden!

De paarden stonden buiten al klaar in de kou. Ze waren inderdaad klein, stevig gebouwd en zeer fluffy, precies zoals ik me een Mongools paard had voorgesteld. We kozen ons er elk eentje uit en we vertrokken. Ja, ik had al meteen door dat mijn knollebeest niet van de snelste was en dat er niet echt veel fut en vooruitgang in te krijgen was. Desalniettemin was het een hele fijne tocht en het is ongetwijfeld het mooiste landschap geweest waar ik ooit al in heb paardgereden. Het beest was echter niet vooruit te branden…

Na een eindje rijden stopten we ergens, waar we de paarden gewoon lieten staan en onze Mongoolse gids, die te voet achter ons aan was gelopen (dit geeft al aan met wat voor een snelheid die dieren zich voorbewogen) en geen woord Engels sprak, bracht ons naar een hele grote, diepe put ergens in de grond. Aangezien hij geen Engels sprak heb ik geen idee wat dit geweest kan zijn. Beneden in de put zaten er een soort witte hermelijnen die tussen de rotsen kropen. Overal rond de put stonden er ook in winterpels gestoken yaks te grazen.

Na deze stop gingen we weer verder. Ik zat rustig op mijn rustige paardje, te genieten van het landschap en opeens komt Jeremy daar toch wel niet naast mij rijden zeker. Zit er dan toch wel geen kleine Mongool (aka onze gids) achterop bij hem zeker. Heeft die jongen dan toch zijn droom kunnen verwezenlijken… Zijn dag was wederom goed! Verder ga ik hier niet over uitweiden, maar de mens was zeer content. Ik ook trouwens, want de Mongool gaf mij een tak en gebaarde dat ik het paard daarmee moest aansporen. Na enige tijd gingen we dan ook zelfs in draf, jochei! Galop is er nooit echt van gekomen, maar ik was al lang blij dat dat beest eens iets anders deed dan gewoonweg voort te sjokken. We reden nog een eindje verder, waarna we weer een stop maakten en daar een grot ontwaarden, met water erin dat bevroren was en waar we dus op kon de lopen. Heel erg chique en iedereen had er spijt van dat niemand zijn fototoestel meegenomen had, maar achja, het zit in onze gedachten opgeslagen zullen we maar zeggen. We reden echt nog een hele tijd door het mooiste landschap ooit, voelden ons zowaar nazaten van Dzjinghis Khan (alhoewel, ik vermoed dat die mannen toch wel op impressionantere paarden reden… En anders toch wel dubbel respect dat ze met zulke beesten zowat de helft van de wereld veroverd hebben hoor!) en na een hele tijd waren we aan onze laatste stop aangekomen. De vulkaankrater. Geen idee of hij nog actief was van tijd tot tijd, maar ik denk het niet. Het was een hele klim naar boven, maar het was zeker de moeite waard. Het was wel goed dat we zo’n eind moesten klimmen eigenlijk, want van zo zomaar op dat paardje te zitten krijgt ge het nu ook niet bijster warm. Na deze laatste stop was het tijd omweer terug tentwaarts te keren. We namen een andere weg terug en we moesten een heuvel afdalen om weer aan de tent te geraken. Dit was werkelijk het fijnste moment van heel de rit, want mijn paardje ging zowaar, eureka, eventjes in galop! Het leek wel een idyllische filmscène, de ruiters die terugkeerden van hun tocht en de heuvel afdalen…

Pas toen we de tent binnengingen, waar het lekker warm was, want het stoveken had de hele namiddag gewerkt, beseften we hoe koud we het hadden. We begonnen ons op te warmen en in afwachting van het avondeten warmden we alvast een potje noedels op. Een tijdje later werd ons echte avondeten geserveerd en ho, het was beter dan de avond en de middag ervoor. ’t Was weer rijst met schapenvlees, maar het dreef tenminste niet allemaal rond in een soort soep. Mjamiemjamie. Na alweer een uiterst boeiend gesprek, dat niet zo lang doorging als anders, we waren tenslotte allemaal nogal vermoeid van het paardrijden, gingen we weer gaan slapen.

(donderdag)

’s Nachts werd ik plots wakker omdat ik lawaai hoorde. Bleek dat Nele op was en dat ze heel erg ziek was (ik zal het schoon omschrijven als ‘last van de maag’). Ja, nu ze dat zo zei, mijn maag lag precies ook een beetje overhoop. Maar ik ben toch terug in slaap gevallen.

De volgende morgen was Nele nog steeds niet veel beter en ik en Hanne voelden ons ook niet tiptop. We pakten onze spullen bij elkaar en het was tijd om te vertrekken. Bleek dat onze gids van de dag ervoor ook meereed met ons tot aan de volgende stad. Weer proppen op de achterbank dus, weer gezellig warm. Nadat we aan dit dorp waren aangekomen wisselden Nele en Nick van plaats zodat Nele nu vooraan zat want ze voelde zich echt niet goed. Wat wilt ge ook, al ziek zijn en dan op die verschrikkelijke wegen vol putten en kronkels en ijs die eigenlijk geen wegen zijn, rijden!

We reden verder en ook ik werd steeds zieker. Toen we stopten aan de canyon om deze van dichterbij te bekijken en te fotograferen besloot ik het er op te wagen en één van Heleens magische Poolse pilletjes te nemen. Het ging al beter hierna, maar niet voor lang.

’s Middags stopten we weer in dezelfde bakery/guesthouse als twee dagen geleden. Zo’n zonde dat ik ziek was dus, gezien de heerlijke maaltijden daar. Nele, Hanne en ik besloten het aloude beproefde Belgische recept van platte cola voor de zieke maag toe te passen en de rest voelde zich nog steeds perfect in orde, dus zij aten gewoon rustig op het gemakske een hamburger of een lasagnaatje. Wij kwamen daar dus binnen en vroegen gewoon om een cola, waarop de serveerster het al een beetje vreemd vond dat we geen eten wilden. Hierna vroegen we haar ook nog alle drie om een koffielepeltje waarop ze ons natuurlijk nog vreemder vond. Uiteindelijk bleek de combinatie platte cola en een sneetje brood toch niet echt wonderbaarlijk te zijn. Laten we zeggen dat het er weer uit kwam.

Er zat helaas niets anders op dan weer de auto in te kruipen. We stopten nog aan een winkel, waar Hanne en ik welgeteld drie seconden binnen waren, waarna we weer naar buiten moesten omdat we het gewoon niet aankonden. Amai zeg, zo ziek ben ik van mijn leven nog niet veel geweest. Ik die al bijna nooit echt ziek word, laat staan aan mijn maag en daar in Mongolië, buiten het bereik van wat voor dokter dan ook, gebeurt dat natuurlijk weeral. Onze buschauffeur had het wel een beetje door en sloeg er in om dikwijls net op het goede moment te stoppen. Gevoel voor timing had hij wel. Na de middag werd ook Heleen ziek, u gelooft het of niet. In het guesthouse waar we gegeten hadden vertelde een Duitse vrouw die in Mongolië woonde ons dat zij drie weken geleden ook heel erg ziek was geweest (zelfde symptomen) en al haar buitenlandse vrienden had besmet. Uiteindelijk hebben wij dan maar geconcludeerd dat er in Mongolië een zeer mysterieus virus rondwaart dat zich richt op buitenlanders en dan met name degenen die nog nooit eerder in Mongolië waren. Want Nick, die al eens in Mongolië was geweest, had nergens last van. Jaja, geloof het of niet, maar tegen dat we ’s avond (ein-de-lijk!) aankwamen in de mini-Gobi woestijn was ook Jeremy getroffen. Hij sprong de auto uit en liet zich meteen gaan. Ik ga u de details besparen, maar de honden hebben goed gegeten die avond (sorry voor al degenen die dachten mijn blog eens rustig tijden hun eten te lezen…).

Ja, het was de hel van Charlepoegne, dat verzeker ik u! We hebben die hele verdere avond niks meer gegeten en ik heb ook niks meer gedronken. Nick was de enige die wilde eten en het was zeer moeilijk om dit aan de Mongolen uit te leggen: ze kwamen toch nog met vijf porties noedels en schapenvlees mengsel aandraven; Nick heeft zijn best gedaan en er dan maar drie van op gegeten, met veel smaak. Ho man, dat was dus werkelijk een kwelling voor mijn oren om die jongen te horen eten alleen al… Mijn maag werd wederom sterk op de proef gesteld. Ik ben dan maar snel gaan slapen, net zoals iedereen, behalve Nick, de gelukzak. Hij scheen het ook nog fijn te vinden om ons een beetje te pesten met onze toestand, achja zo is hij dan ook weer.

(vrijdag)

Vrijdagmorgen werd ik wakker en ik voelde me merkelijk beter. Ik waagde me zelfs aan enkele van de lekkere broodjes die we te eten kregen. Iedereen leek min of meer beter te zijn en goed geslapen te hebben. Alleen Heleen scheen nog wat last te hebben, maar dit beterde weer in de loop van de dag (’s avonds verslechterde het ook weer voor sommigen, maar dat leest u later dan wel).

We trokken nog wat woestijnfoto’s, pakten onze spullen in en vertrokken weer op weg naar Ulan Bator. ’s Middags stopten we om te eten, wat helaas geen groot succes was, zeker toen bleek dat er geen spaghetti bolognaise beschikbaar was. Ik hield het bij een blikje cola, Nick, Jeremy en de buschauffeur waren de enigen die echt aten. Ik wilde het voorzichtig aandoen, want we waren al heel de week bezig over hoe heerlijk het wel niet zou zijn om vrijdagavond nog eens in die geweldige Irish Pub te kunnen gaan eten…

Rond vier uur kwamen we weer aan in Ulan Bator, in zeer uitgelaten stemming. We hadden de chauffeur namelijk gewoon gevraagd of hij de dragosta din tei en shakira cd nog eens kon opzetten en dat had hij gedaan en de cd was net aan ronde twee bezig. Feestje in de bus dus! Na een stop aan de winkel om de mondvoorraad voor op de trein te kopen, reden we door naar UB Guesthouse. Daar mochten we nog een douche nemen, onze spullen in een kamer droppen, gebruik maken van het internet en de thee- en koffiefaciliteiten (als dat geen schone omschrijving voor wat neerkomt op een waterkoker, weet ik het ook niet meer hoor!), top dus. Hanne en ik douchten ons beiden heel snel en vertrokken toen naar een souvenirwinkel om de nodige souvenirs in te slaan (nodig inderdaad, ons Mongools geld moest toch op?!). Uiteindelijk kocht ik een stuk of zeven souvenirs voor zo’n zeven euro, ik zeg het Mongolië is geweldig voor de ‘goedkoop’.

Nadat iedereen gedoucht geraakt was vetrokken we naar de Irish Pub. Heleen was helaas terug een beetje ziek, dus zij at niet, maar wij bestelden allemaal een heerlijk gerecht, waar we erg van genoten hebben. Ik kreeg mijn pesto-mozarella-kip hamburger met frietjes (het was zelfs nog lekkerder dan het klinkt!) maar half op, wat Jeremy zonde vond en hij overtuigde me om er toch nog een kwart van op te eten. Jeremy ging zelfs nog voor een cocktail, wat er zeer stijlvol uitzag. Het moge duidelijk zijn; wij waren weer helemaal gezond!

Na dit godenmaal gingen we terug naar UB Guesthouse om onze spullen op te halen. Alweer beladen als ezeltjes vertrokken we richting station. We namen weer een taxi, die Bobby voor ons regelde door wat met haar hand langs de weg te staan zwaaien. Ditmaal geen problemen en we werden netjes afgezet aan het station. Daar was het zeer druk en we zetten andermaal een rugzakkenfort op waar we allen rond gingen staan, terwijl twee mensen gingen uitzoeken waar we onze trein moesten nemen. Uiteindelijk arriveerde hij en niet lang daarna zaten we weer gezellig in onze warme coupé. Onze warme luxecoupé: veel schoner en moderner als de trein waarmee we gekomen waren (en dat voor de helft van de prijs van ons Russisch ticket!), het deed vliegtuigachtig aan zelfs. We hadden zelfs een televisiescherm, dat helaas nooit werkte, maar toch, het was er! En warm, zoals gewoonlijk. Ik zeg wel zoals gewoonlijk, maar slaaptreinleken als we waren wisten wij dit weer niet (dus dààrom had Nick een paar slippers aan zijn rugzak hangen!). Eén goede raad dus voor als u ooit van plan zou zijn in Rusland een lange afstandstrein te nemen: neem een zomeroutfit mee want de temperaturen op de trein zijn tropisch! (Wij hadden wel onze bikini mee, maar dat zou er nu net over gaan). We zaten wat in onze coupé, maar al gauw gingen we slapen, het was tenslotte al na 21 uur ’s avonds en in tegenstelling tot de vorige rit leken er weinig interessante mensen op de trein te zitten.

(zaterdag)

Niet bijzonder veel speciaal gebeurd. Ik at nog een portie noedels (ik ben ze grondig beu gezien nu), we babbelden wat en we spendeerden weer vele uurtjes aan de grens. Aangezien niemand zijn gewone kleren aandeed die dag, hebben we hem maar omgedoopt tot pyjamadag.

(zondag)

Zondagmorgen om 7.40 kwamen we weer aan in Irkutsk, waar het aanzienlijk kouder was dan in Mongolië. We namen de tram en al snel waren we weer terug in onze vertrouwde habitat, den obsjesjitie. De dames (conciërges) beneden begroetten ons supervriendelijk, amai wat een thuiskomst! Bleek dat ze goedgezind waren omdat we de dag voor vertrek onze bedden nog versleept hadden en we moesten een papier ondertekenen dat we een bed en een matras en een hoofdkussen en dergelijke ontvangen hadden. Ik vermoed dat er weer stempels aan te pas gingen komen, dat is namelijk nogal populair hier in Rusland.

Nadat we Paul en Mieke en Kristien (die laatste twee hadden we echt al lang niet meer gezien, aangezien zij twee weken naar Sint Petersburg waren geweest) even wakker hebben gemaakt hebben we ons dan maar terug geïnstalleerd in ons oude leventje en kamertje in de dorm.

’s Avonds heeft Paul dan voor iedereen gekookt, patatjes met kip in de oven, heel erg lekker en hebben we Thanksgiving gevierd. Bijgevolg hangt de hele muur naast de badkamerdeur nu vol met papieren vol dankbare woorden (dank u voor Rusland, dank u voor de vriendelijke Rus, dank u voor skype, dank u voor Russische meisjes (Nick en Paul), dank u voor country music, dank u voor tiny little horses enzovoorts en zo verder, er zijn er maar een paar zinnige bij). En dat was dan het definitieve einde van de Mongolië-periode… Het was schoon, het was fijn, het was geweldig, maar zoals aan alle mooie liedjes kwam ook hier weer een einde aan…

Van Dzjinghis Khan tot een kapotte sjakosh: Mongolië (deel 1)

Van vrijdag 31 oktober tot zondag 1 november hebben wij een weekje vakantie genomen en wat kan een mens in Irkutsk dan beter doen dan eens een uitstapje te maken naar het naburige Mongolië? Wij, dat zijn eerst en vooral ik (of wat had u nu gedacht), Hanne, Heleen, Nele, Jeremy (de Canadees) en Nick (de Tasmaniër/Australiër, al denk ik dat hij zelf de eerste term prefereert). Een jolige bende, dat heeft u al begrepen.

Nadat we allen min of meer bekomen waren van het afscheidsfeestje voor de Polski’s, ofte de Poolse meisjes, die er nu trouwens toch nog zijn (maar dat is een ander verhaal) en nadat we nog ‘snel even’ onze oude bedden hadden omgewisseld voor nieuwe (wat betekende zelf de bedden van de vierde verdieping via de trap naar boven sleuren) stonden we vrijdagavond rond een uur of zeven gepakt en gezakt en vooral voorzien van veel voedsel klaar om te vertrekken. We sprongen al gauw op een bus waar ‘station’ op stond, wat uiteraard onze bestemming was. Nu moet u weten dat er in Irkutsk twee stations zijn. Nu blijkt ook dat men het in de bus niet nodig vindt om aan te geven of de bus naar het eerste, dan wel het tweede station rijdt. U heeft het al in het snotje: wij zaten op de foute bus. Ik scheen de eerste te zijn die dit merkte maar aangezien iedereen nog steeds jolig zat te wezen dacht ik van “och, ge vergist u weeral eens, zij zullen het wel weten”. Niet dus. We zijn er ergens ten velde in Irkutsk uitgesprongen en na wat paniek en heen en weer geloop zaten we op de juiste bus en al gauw doemde het station voor ons op. In de stationshal was het een drukte van jewelste maar gelukkig zagen we Heleen en Paul (de Zuid-Afrikaan), die ons als een echte ‘batiushka’ kwam uitzwaaien, al snel. Na wat wachten verscheen ook het perronnummer op het infobord en na het afscheid van Heleens Russische ouders waren we klaar om te gaan. We namen onze cabines in beslag, de vier meisjes zaten samen in één en de twee jongens zaten samen met een Brits en een Australisch meisje in een cabine. We zaten wel allemaal in dezelfde coupé. Na een halfuurdurend afscheidsritueel van Paul, inclusief gekke bekken, zwaaien en onnozele foto’s waren we écht volledig klaar voor vertrek. De trein zei “toet toet!”, het machtige gevaarte zette zich in beweging en weg waren we! (Ik weet eigenlijk niet of de trein echt “toet toet” zei, maar het leek me cool als hij dat wel zou doen, zodus beeld ik me maar in dat de trein van “toet toet” deed).

Zo, daar zaten we dan. Voor de komende 36 uur. Ik kreeg een plekje op de onderste slaapbank, Nele en Hanne sliepen van boven. Zo’n ‘cabine’ is eigenlijk nog vrij handig ingericht, ik keek mijn ogen uit, als slaaptreinleek (but not anymore!). Onder de onderste slaapbanken is bergruimte, boven de bovenste ook, er is algemeen licht, iedereen heeft dan nog een leeslampje, er is een tafeltje, de bovenste bedden kun je tegen de muur vastmaken en de onderste kun je ook omtoveren in gewone zitbanken. Vooraan in de coupé was er een toilet (flush! En uw ‘ding’ lag op de sporen, vandaar dat dit toilet gesloten bleef bij grensovergangen en op stations) met lavabo. Er is ook constant heet water te verkrijgen uit een heel ingewikkelde en imponerende waterkoker… Bijgevolg werden we gedwongen ons te vullen met brood, snoep en noedels.

Vrijwel meteen bleek dat onze coupé zowat vol buitenlanders zat. Bleek dat er een reisgezelschap van Australiërs en Britten aanwezig was. Daarnaast waren er twee coupé’s met Mongolen, die naast ons en een andere verder op de gang. De Britten en Australiërs bleken net als wij een jolige bende. De Mongolen naast ons bleken voor de televisie te werken en waren afgereisd naar Leningrad (Sint Petersburg) en hadden daar een reportage gemaakt over de Kalmukken die ginds leven. De camera- en geluidsman waren van onze leeftijd, de regisseur en een andere man die er om een of andere reden ook bij was (tot op heden is het nog steeds geheel onbekend wat zijn rol in het reportage-verhaal was) waren wat ouder. Na enige tijd verklaarde deze laatste dat hij verliefd was op Nele haar schoon ogen (een weinig later bleek dat de man nogal snel verliefd werd en dat eender wie goed genoeg was voor hem, bijgevolg probeerde hij al het Belgische vrouwvolk eens uit). Ondertussen had ik ook al kennisgemaakt met de genaamde John Garlick (die jongen heeft zijn naam ook niet zelf gekozen natuurlijk), een vrolijke Australiër. De Mongolen nodigden ons uit om mee in hun coupe te komen en daar hoorde natuurlijk onvermijdelijk ook een glaasje vodka bij! Wij leerden dat “Sante” in het Mongools “Toch-Toj!” is en deze kreet ging meermaals de coupe rond, want de Mongolen bleven iedereen maar inschenken. Meneer de oude Mongool zonder duidelijke functie was al zwaar boven zijn theewater en dit werd alleen maar erger. Bijgevolg werd Meneer de Mongool ook steeds handtastelijker. Ik paste een keer of drie een of ander houdgreepmanoeuvre toe op de Mongool die zich volledig op Nele concentreerde. Vervolgens werd zijn aandacht wat verdeeld en wendde hij zich afwisselend tot Hanne, Heleen en ik. Uiteindelijk lieten we de Mongolen maar voor wat ze waren en nadat Jeremy de oude vreemde Mongool in een houdgreep had genomen trok de Mongool zich dan maar terug in zijn cabine waar hij vermoedelijk als een blok in slaap viel. De volgende morgen verscheen hij weer en we hebben hem toen maar wijselijk vermeden… We kregen wel twee cadeautjes van de Mongolen in de loop van de dag: een dvd over Mongolië en een pak postkaartjes met Mongolen in allerhande nationale outfits.

Na onze eerste kennismaking met het Mongoolse volk (quote Jeremy: “That situation was so Mongolian, it was like a typical Mongolian guy I guess…”) volgde een iets aangenamere ontmoeting met de rest van de bende Britten en Australiërs die al een week of drie onderweg waren van Sint Petersburg naar Mongolië. Sommigen gingen hierna weer naar huis, anderen zouden nog verder reizen. Ze hadden al een geweldige tijd beleefd, aan rato van 10-25 flessen vodka per etmaal (hun woorden), waar ze op een gegeven moment zelfs een boete voor hadden gekregen op de trein. John Garlick zijn hoofd zat ook alweer een eind verder en toen er bij een stop onderweg sneeuw op het perron bleek te liggen sprong hij prompt het perron op om in de sneeuw te gaan spelen. Op blote voeten (quote: “I’m from Australia, I’ve never had snow, you see, it’s fucking amazing!”). Jawadde, het was me wat die bende. Ze hadden ook een mascotte mee, de u allen welbekende held ‘Pingu’. O, hij was werkelijk geweldig! Hij danste en bewoog en flapperde met zijn vleugels en werd helaas gekidnapt door den Australien en ontvoerd naar onze cabine. Waarna wij hielpen bij de teruggave van onze Pingu aan zijn rechtmatige eigenaar. Kortom het was een fijne avond en we hebben niet heel erg veel geslapen…

De volgende morgen werden we wakker (ja, we hadden natuurlijk wel een béétje geslapen), aten wat, zochten uit hoe het met de rest gesteld was (goed) en toen was er De Grens. De Russische grens met niemandsland, waar we zo’n zes uur hebben gespendeerd. We mochten buiten rondlopen dus gingen we de buurt maar even verkennen. Er was weinig te doen eigenlijk, een marktje vol brol en pruts, een winkeltje, een leeg perron. Maar oo-ook… een parkje! (Ik vermoed dat dit een anticlimax is voor u, maa-aar) er lagen dus wel koeien in dat parkje! Heleen en ik gingen met onze voeten door de gevallen blaadjes stampen, waarbij we de koeienvlaaien probeerden te ontwijken. Wat gelukt is, hoera voor ons! Verder stonden er wat standbeelden die heftig waren toegetakeld, maar Heleen kreeg toch waar ze om gevraagd had: een hert! Jammer genoeg kon ze er niet op rijden, maar goed, het was een begin en wie weet wat de trip ons nog allemaal zou brengen! Hierna speelden we nog wat frisbee en american football met de andere jolige bende en hierna gingen we maar wat op de trein zitten. Na een hele papierwinkel en paspoortcontroles reden we verder. Tot aan de niemandsland-Mongoolse grens. Waar ongeveer het zelfde scenario volgde, maar dan minder lang. En nooit vergeten in zo’n geval: al die tijd kunt ge niet naar het toilet, want het blijft onverbiddelijk gesloten en in het (Russische) station is er geen…

Hierna zaten we weer een hele dag op de trein. Er werd over van alles gepraat, maar het populairste thema bleef toch wel de ‘tiny little horses’, waar al een week voor ons vertrek druk over gepalaverd werd. En we zagen ze zelfs lopen over de velden! De reis was nu al half geslaagd, dat begrijpt u wel.

Die avond gingen we vroeg slapen en na een korte nacht arriveerden we om 6.10u in Ulan Bator. De mensen van de hostel stonden al klaar met een bordje voor ons (“Marie-Laure Bettens” en “UB Guesthouse”) en in twee auto’s voerden ze ons naar daar. Daar kregen we een grote kamer voor ons zessen en nadat we onze spullen daar hadden rondgestrooid kropen we in onze brede stapelbedden voor enkele uurtjes (vooral Jeremy had hier deugd van…).

Na dit slaapje trokken we de stad in. Missies waren: geld afhalen, eten en op de foto met den Dzjinghis. Die eerste missie mislukte al goed; mijn visakaart bleek niet te werken en een bank vinden waar je met Maestro geld kon afhalen bleek ook niet eenvoudig. Op naar missie twee dan maar, eten! Hier slaagden we gelukkig wel: in een soort van Mongools fastfoodrestaurant aten we voor zo’n drie euro een overdadige maaltijd die we amper opkregen. Het was nog lekker ook! Tijdens het eten voorzagen we een vermoedelijk Chinese soap die in het Mongools werd gedubd van onze eigen ondertitels: hilarisch! Na nog een rondje bankautomaten (resultaat nog steeds negatief) trokken we terug naar het Guesthouse om daar te melden dat we besloten hadden om samen vijf dagen en vier nachten naar het platteland te gaan. We hebben daar een hele poos moeten wachten, maar uiteindelijk geraakte het geregeld en ging er zelfs iemand voor onze treintickets terug naar Irkutsk zorgen, als dat niet makkelijk is! Vreemd hoe eenvoudig dingen hier soms verliepen, in vergelijking met wat er in Rusland vaak aan papierwerk en dergelijke moet worden verricht. Na een onderonsje met Bobby, de gastvrouw van de Guesthouse besloten we onze derde missie te vervullen, zijnde den Dzjinghis! We wandelden door de straten van Ulan Bator en Nick, die hier al eens eerder was, was onze gids. Het centrum van Ulan Bator doet heel erg modern, eigentijds aan: moderne architectuur, veel restaurants, bars en dergelijke. Misschien is het omdat ik al zo een tijd in Rusland leef, maar ik vond het geheel iets hebben van een Europese stad, het was allemaal erg erkenbaar, ook al liep het er dan vol Mongolen en kon je de toeristen er zo uitpikken.

Uiteindelijk belandden we op een groot plein met een gigantisch gebouw (het parlement of iets dergelijks geloof ik) waar onzen Dzjinghis gezeten zat in een gigantische zetel, geflankeerd door twee Mongoolse ruiters op paarden. Voor de duidelijkheid; ik heb het hier over standbeelden. Ook was er een groot standbeeld van Soeche Bator, maar de grote held was duidelijk Dzjinghis. We namen onze foto’s (missie drie geslaagd) en hierna haastten we ons naar de straatkant om een taxi te nemen naar de zwarte markt. Bobby had ons verteld dat we met de chauffeur 3000 (twee euro) Tukrik per auto moesten overeen komen, want meer betekende afzetterij. Zo gezegd, zo gedaan en algauw waren we in twee auto’s op weg naar de zwarte markt.

Bobby had ons gewaarschuwd dat er in Mongolië ongelooflijk veel zakkenrollers zijn en dat deze zowat elke mogelijke (menselijke weliswaar) vorm kunnen aannemen; jong, oud, alleen, in groep, man, vrouw. Een gewaarschuwd man is er twee waard en bijgevolg hadden wij ons paspoort thuis gelaten en al ons geld verdeeld over onze binnenzakken. Ik had mijn zwart tasje mee om mijn fototoestel te kunnen in steken en aangezien het niet zo koud was als verwacht, staken ook mijn handschoenen en muts er in. Heleen had haar rugzak mee, die ze buikwaarts droeg en Hanne had ook haar kleine zakje mee. Verder had niemand een of andere zak mee. Eenmaal aangekomen op de markt spraken we een uur af waarop we elkaar terug zouden zien, aangezien het er zo ongelooflijk druk was. Ik bleef samen met Hanne en Heleen hangen aan een mutsenkraam terwijl de rest verder ging. Er passeerde redelijk wat volk, maar het was niet echt drummend druk. Ik en Hanne begonnen wat mutsen aan te wijzen die we wilden passen en terwijl we dit aan het doen waren kwam er plots een hele horde vrouwen rondom en tussen ons staan duwen en trekken en praten en roepen. Ik had al vrijwel meteen door dat die daar niet allemaal zomaar opeens dringend een muts nodig hebben en klemde mijn hand stevig rond het bandje van mijn zakje. Plots voelde ik een stevige ruk aan mijn tasje en vrijwel meteen greep ik het vast. We besloten voort te maken en betaalden voor onze mutsen. De hoop vrouwen leek op te lossen in het niets. Pas toen we verder liepen had ik de kans om min of meer ‘veilig’ naar mijn tasje te kijken. Die smeerlappen hebben het gewoon kapotgesneden van langs de zijkant!! Er was niks uit, pech voor de zakkenrollers; geen buit (ik zei al dat ze geen muts nodig hadden), maar het gaf me toch een onbehaaglijk gevoel. Heleen haar jaszak bleek ook opengeritst te zijn, maar ook daar stak gelukkig niks in. Hierna klemden we ons alledrie aan onze zakken vast als waar het reddingsboeien. Een gewaarschuwd man en een ezel die zich geen twee keer stoot zijn een mooie combinatie!

Na nog wat rondgelopen te hebben op de markt, die echt gigantisch groot was en waarbij Heleen haar zak nogmaals werd opengeritst, ditmaal door een kleine jongen, begaven we ons weer naar de uitgang. Daar vonden na een tijdje ook de anderen en zochten we dan maar een taxi die ons terug naar het guesthouse kon brengen. We spraken een taxichauffeur aan en alweer dook er een hele groep mannen op die rondom ons begonnen te schreeuwen. U raadt het al, andere taxichauffeurs, die zo’n groepje argeloze buitenlanders maar wat graag wilden vervoeren in hun taxi. Er was ook één dronken man onder hen die ons wat lastig viel, maar omdat de taxichauffeur ons snel naar zijn taxi leidde, hadden we daar niet echt veel last van. Een vriend van deze man nam de andere drie onder zijn hoedde en zo waren we weer met twee taxi’s onderweg. We hadden vooraf afgesproken om 4000 tukrik per auto te betalen, meer  dan bij de heenrit, maar we hadden niet veel zin om nog lang in de troep taxichauffeurs te staan en dus leek dit ons een aannemelijk bod. Toen we aankwamen aan de guesthouse bleek de snuggere taxichauffeur ons opeens toch niet zo heel goed verstaan te hebben en hij vroeg 4000 tukrik per persoon. Wij weigerden dit en zo ontstond er een relletje buiten aan het guesthouse. Ik besloot dan maar snel naar boven te lopen en hulp te gaan vragen aan iemand in het guesthouse. Ons Mongools is nog steeds niet denderend, dat begrijpt u. Om een lang verhaal kort te maken: uiteindelijk betaalden we 6000 tukrik per auto en dit zeer tegen de zin van Nick, maar goed aan de andere kant, voor vier euro kunt ge nu ook niet sukkelen…

Na dit avontuur was het tijd voor een verkwikkende, heerlijk deugddoende douche en nadat iedereen zich de douche had laten welgevallen en eens op het internet gesurft had was het alwéér tijd om onze innerlijke mens te gaan versterken. We trokken de stad in en na een tussenstop in een soort patisseriezaak vol taart en gebak (die werd afgekeurd omdat de meesten toch wel zin hadden in iets ‘deftiger’ eten), kwamen we terecht in een donkere Irish Pub. We hadden geen betere keuze kunnen maken! We kregen een gezellige tafel aan het raam toegewezen en met mes en vork zaten we klaar om in de aanval te gaan. We voelden ons goden op aarde! Eindelijk nog eens heerlijk eten dat ge niet zelf hebt klaargemaakt en zonder dat ge daarna nog een berg afwas moet verzetten. Niet te doen, het was geweldig! Ik zou er nog uren lyrisch over door kunnen gaan, maar aangezien de meeste mensen dit waarschijnlijk dagelijks ter beschikking hebben vrees ik dat niemand het zou begrijpen en dus hou ik (wijselijk) mijn mond maar. Terwijl we daar zaten passeerde er een gast met een hakenkruis op de achterkant van zijn vest en Nele wees er ons op (letterlijk en figuurlijk), maar helaas wees die vinger eerder naar een andere jongen (eerder ghetto-style) die hier helemaal niet mee kon lachen en bijgevolg vrij woedend zijn middelvinger op stak naar ons. Gelukkig wandelden ze verder, maar een tijdje later kwamen de jongen en zijn kompaan terug en ze vonden er niet beter op om op het pleintje hun gevechtstechnieken in te trainen. Ja, wij kregen daar toch een beetje schrik en begonnen al plannen in ware James Bond stijl te smeden waarbij de woorden ‘achteruitgang’ en ‘via de keuken’ meermaals vielen. Het liep met een sisser af, want uiteindelijk verdwenen de jongens weer en geraakten we terug veilig in het Guesthouse.

Daar pakten we nog wat spullen in, babbelden nog wat (over spataders en dergelijke, u kent dat wel, gewoon een ordinaire conversatie) en vielen uiteindelijk in slaap. We hebben het niet te lang getrokken, want maandagmorgen werden we fris en monter verwacht om aan onze trip door het platteland van Mongolië te beginnen.

Op het programma:

  • maandag naar de oude hoofdstad, tempel daar bezoeken

  • dinsdag op weg naar het Great White Lake, waar we twee dagen zouden blijven, middagstop in het laatste echte stadje (met elektriciteit, jawel!)

  • woensdag ginds dus een dagje doorbrengen, waarschijnlijk paardrijden voor de liefhebbers

  • donderdag op weg naar de mini-Gobi, waar we volgens Bobby foto’s zouden kunnen maken waardoor iedereen zou denken dat we in de echte Gobi geweest waren

  • vrijdag terug naar Ulan Bator en dan ’s avonds daar de trein nemen om 21.10u om terug naar Irkutsk te gaan…

Jaja, we hadden duidelijk geen idee wat ons te wachten stond. Ahum. Een greep uit het aanbod. Kameelrijden, een mysterieus Mongools virus dat vijf van de zes man velde, slapen in tenten, Mongools eten, een bevroren meer, Mongools keelgezang und so weiter (niet per se in die volgorde). Maar dat, beste mensen is voor een andere keer! Dus nu: oogjes dicht en snaveltjes toe…

P.S.: Als u zich zou afvragen hoe het ons ondertussen terug in Irkutsk vergaat… Van zondag op maandag is er een hele pak sneeuw gevallen, die er nog altijd ligt en ik ben de goden dankbaar voor mijn bergschoenen want ze zijn warm én ik heb redelijk wat grip op de sneeuw, terwijl de Russinnen hier nog steeds op hun dooie gemak rondwandelen door de sneeuw op hun ijzingwekkende hakken. Ge zult daarvoor wel Russisch moeten zijn denk ik. Deze morgen (dinsdag) was het hier -9, in de namiddag alweer drie graden boven nul, waardoor de sneeuw nu toch een beetje begint weg te smelten (ik vermoed dat er een centimeter of zeven lag, maar ik heb er mijn meetlat niet bijgenomen). Verder hadden we gisteren wel een heel goed excuus om ons opstelletje voor Russische Literatuur niet te kunnen afwerken, zijnde het feit dat er gewoon geen elektriciteit en dus bijgevolg ook geen licht was in de dorm. Wij kwamen thuis van de les rond 17.30 en toen was het al net te donker om nog goed te kunnen zien wat ge aan het schrijven waard. Gelukkig was er in de keuken wel elektriciteit (maar geen licht), waardoor er mits wat improvisatie (een hoofdlampje, dat later vervangen werd door een bureaulamp) toch gekookt kon worden. Nu is er nog steeds geen elektriciteit in de kamers en de gangen, enkel in de keuken (maar dus geen licht), maar dat zou ‘na de middag’ (het is nu 15.45) gefikst moeten zijn. U ziet dat ‘na de middag’ een rekbaar begrip is in Rusland en ik vrees dat we nog tot morgen zullen mogen wachten. Goed, dat wordt dan douchen in het donker straks, dat is ook een ervaring!

Een krabbeltje vanuit … Mongolië!

Ja, exclusief een bericht vanuit Ulan-Baator, ofte Ulan-Batar, ofte UB (for the cool people), ofte de hoofdstad van Mongolie. Na een avond, een nacht, een dag en nog een korte nacht zijn we deze morgen rond 6.15u gearriveerd. Het hostel is heel leuk, we slapen met z’n zessen in een grote kamer (stapelbedden! waar is de tijd!), er is internet, er is koffie, er is thee en het is er warm! O en de trein was geweldig, we waren omringd door Aussies en Britten en een koppel Mongolen en dat leverde interessante omstandigheden, alsook lichte communicatieproblemen op (wat voor een taaltje is dat nu ook, dat Birminghams en dat Australisch Engels!).

Zodadelijk gaan we de stad verder verkennen want voorlopig hebben we enkel banken `bekeken` en Mongoolse fastfood gegeten – wat overigens erg lekker is en alles bij elkaar zo`n 2 euro heeft gekost. Morgen hopen we te kunnen vertrekken voor een vijfdaagse trip naar het platteland. We gaan een kloof en een meer bekijken (vraag me niet meer naar de namen), een zandduin die ‘mini-Gobi’ wordt genoemd (we hebben helaas niet genoeg tijd om de echte Gobi-woestijn te gaan bezoeken), slapen in een Mongoolse tent, eten bij Mongoolse families en rijden op de fameuze `tiny little horses`! Dat gaat weer spannende verhalen opleveren, ik voel het aan mijn tenen!

Tot over een weekje (zondag waarschijnlijk), voor meer nieuws!

De wondermooie foto’s van het wondermooie Olchon

Eerst en vooral mijn excuses voor het spuuglelijke lettertype van het verslag. Ik heb geprobeerd er wat aan te doen maar dit lukte niet. Als iemand weet hoe ik het kan veranderen (HTML, someone?) laat dan gerust iets weten!

Maar goed, les photos! Achtereenvolgens te zien:

– de onderwegfoto’s

– de foto’s van onze verblijfplaats: Nikita’s Homestead, een absolute aanrader!

– de foto’s van onze wandeling naar de ‘postkaartrotsen’ op vrijdag

– de foto’s van onze trip op zaterdag

’t Geeft een kleine impressie, hopelijk bent u evenzeer onder de indruk als ik was!

Een spannend weekend weg naar Olchon!

Vorig weekend zijn Hanne, Heleen en ik op weekend gegaan naar Olchon, een eilandje in het Bajkalmeer. Om daar te geraken moesten we bustickets hebben en dus gingen Hanne en ik op dinsdag naar het busstation om eindelijk aan de gegeerde tickets te geraken (eindelijk, want we wilden al een hele tijd naar Olchon, maar op een of andere manier lukte het maar niet om een passend weekend te vinden). De opdracht leek heel eenvoudig: “Drie bustickets naar Olchon, alstublieft”.

Maar hela, hola, dat blijft hier natuurlijk wel Rusland en zo gemakkelijk ging het dus niet. Ahum, wat nu volgt zou ik me graag herinneren als ‘de strijd om te bustickets’. De dame aan het loket in het busstation maakte ons met niet zo veel woorden duidelijk dat naar Olchon gaan niet ging. Ze leek voor weinig rede vatbaar, dus toen zijn we het maar eens aan het ‘infoloket’ gaan vragen. Onderweg daar naar toe zagen we op een kaartje aan de muur dat dé stad op Olchon blijkbaar Choezjir is. De dame aan het infoloket vertelde ons dat naar Olchon gaan geen probleem was. Wij dus terug naar de dame aan het andere loket en gezien de altijd logische Russische logica  (bemerk de ironie in deze zin) bedachten we dat het wel eens zou kunnen dat we “drie bustickets naar Choezjir, alstublieft” zouden moeten zeggen, in plaats van “naar Olchon”. Zo gezegd, zo gedaan, maar we kregen weer nul op rekest. Het klonk zo: “Olchon, njelzja!” (vrij vertaald: Olchon, onmogelijk!). Tja, wat konden we dan nog doen. Nog eens gevraagd aan de mensen in de wachtzaal, niemand wist iets. Terug naar het infoloket, waar ons weer werd verzekerd dat we wel op OIchon konden geraken. Ten einde raad besloten we dan maar zelf onze buschauffeur te gaan zoeken en we gingen de koude terug in en we begonnen rond te vragen bij de buschauffeurs zelf. We hadden al ontdekt dat de bus naar Olchon van platform vijf zou vertrekken, maar daar was er geen bus te bespeuren. Uiteindelijk werden we door een vriendelijke Rus met een tof mutsken op doorverwezen naar een ander busstation, iets verder op in de straat. Daar aangekomen hadden we al door dat we daar helemaal niet moesten zijn, maar vragen kan nooit kwaad. De dame achter het loket daar (ja, er zijn veel loketten en nog meer dames in Rusland!) stuurde ons terug naar het gebouw waar we vandaan kwamen. U kent dat wel van dat kastje en die muur zeker…

Soit, om een lang verhaal kort te maken, op terugweg naar het andere gebouw deden we nog een klapken met iemand die later Aleksander bleek te heten (uitleg volgt) en zijn maat (beiden buschauffeurs), die lachten dat ze met ons wel voor een roebel of acht naar Olchon wilden rijden om dan daar het weekend met ons door te brengen. Nee, bedankt. Tussendoor pleegden we ook nog wat telefoontjes naar Olchon, maar ik ga u daar de details van besparen, anders wordt dit verhaal veel te lang! In het andere gebouw was er ondertussen een tweede loket opengegaan en we besloten daar eens te proberen. Geheel op zijn Russisch vroeg ik dan maar redelijk nors, geïrriteerd en onvriendelijk “of madame ons misschien kon uitleggen hoe we op Olchon konden geraken?” (als ik op het Russische woord voor ‘in godsnaam’ had kunnen komen, was het “hoe we in godsnaam op Olchon konden geraken?” geweest!).  De dame greep kordaat een stuk papier beet, waarop ze prompt het Bajkalmeer en een eilandje tekende. Met de balpen in de aanslag wees ze ons er op dat het toeristisch seizoen gedaan was en dat we dus enkel tot aan de rand van het meer konden geraken met een busje, waarna we zelf onze plan zouden moeten trekken en een boot zouden moeten regelen tot Olchon. Ok dan, dat konden ze ons niet van in het begin gezegd hebben hé? Goed, kom maar op met die tickets, wij moesten en zouden naar dat eiland! En zo kregen we dus uiteindelijk onze tickets. Maar we waren nog niet op Olchon…

Op vrijdag stonden Hanne en ik al vroeg gepakt en gezakt klaar voor de deur van de dorm. Het thermisch ondergoed was aangetrokken, de mutsen en handschoenen waren binnen handbereik, een rugzak vol eten deed onze ruggen afzien, maar wij waren er klaar voor! Heleen en haar Russische papa kwamen ons ophalen. Maar ze hadden file. Dus onze bestandheid tegen de koude (gezien de laagjes en het thermisch ondergoed) werd al meteen is goed getest in Irkutsk. Uiteindelijk raakten ze er toch door en werden we afgezet aan het busstation. Na enige tijd kwam het busje eraan en we nestelden ons op de achterbank. Met onze rugzakken. Met onze handschoenen en jassen aan (’t was iets van -8 buiten, dusja). Met Heleen haar twee zakken vol eten. Het was krap en we zaten erg gewrongen, zo zou de negativist zeggen. Het was knusjes en gezellig, zo zou de optimist zeggen. Ik zou zeggen dat het iets van beide was. Bovendien zat mijn oor zowat geplakt op de luidsprekers van de marsjroetka, waar vrolijke, maar vooral erg luide Russische (pop)muziek uitkwam. Dat beloofde. Gelukkig zette de chauffeur de luidsprekers vanachter in het busje af van zodra hij vertrok. En ja, we waren vertrokken. Na een kleine twee uur stopten we om iets te eten. Heleen had het lef om de wc’s (lees: een gat in de grond, omhuld door was bakstenen en hout) uit te testen, ik en Hanne waren al lang blij dat dat voor ons nog niet nodig was. Na deze stop kregen we wat meer plaats op de achterbank aangezien er mensen uitstapten. Goh, dat deed deugd! We waren zelfs in staat om op geïmproviseerde wijze te genieten van de gekookte patatjes die de Russische ouders van Heleen hadden klaargemaakt. En de sfeer zat er in hoor!

Uiteindelijk waande ik me terug in Namibië. Jaja, er is een gelijkenis! De steppe lijkt best wel op de savanne en er kwam ook een einde aan de asfaltwegen en het werd hotsen en botsen in de auto. Na een hoop omwegen om andere mensen op te halen kwamen we uiteindelijk aan bij het schip. De buschauffeur stopte en begon te roepen dat we snel moesten lopen en ons moesten haasten omdat de boot zou vertrekken. Dit deden we dan ook, wij zijn brave meisjes.

Eenmaal op de boot stonden we daar zeer toeristisch en dom rond te kijken. Even een situatieschets: wij waren de enige passagiers die te voet op de boot waren beland. Het was een soort overzetboot en de andere mensen zaten gezellig en vooral warm en uit de wind in hun auto’s. De wind waaide onvoorstelbaar hard, die mutsen schenen echt van onze hoofden te moeten en het water was erg wild, het leek wel de zee op een stormachtige dag. Daar stonden we dan. Westers als we zijn waren we al wat ‘bang’ omdat we geen tickets of niks hadden, maar we zijn in Rusland dus dit was geen probleem! De kapitein en zijn maatjes vroegen ons mee te komen in de stuurhut. Ja, allemaal goed en wel, maar het was daar dus vrij druk: de kapitein en zijn 5 makkers (wat hun precieze functie was buiten het vastmaken van touwen in de ‘haven’, geen idee… vermoedelijk waren het professionele vodkadrinkers) en wij dan nog eens.

Het probleem was dat de boot heel erg heen en weer schommelde en dat zowat alles in de cabine een functie had. Overal waren er knopjes, hendels en touwen. Uiteindelijk vonden we alle drie een plekje waar we min of meer stabiel stonden en waar we ons konden vasthouden. De mannen begonnen wat met ons te praten en uiteindelijk volgde de onvermijdelijke vraag of we soms niet wat vodka wilden hebben. We zeiden beleefd nee, alhoewel Hanne opmerkte dat we door het drinken van wat vodka wellicht beter bestand zouden zijn tegen het ‘waggelen van de boot’. Hierna begon – laten we hem – Pjotr – noemen – zijn makkers, die duidelijk al genoeg vodka hadden gedronken die dag, aan te sporen om ons toch een klein glaasje in te schenken, wat deze dan toch gelukkig weigerden. Plots ging er een alarm af. De mannen begonnen te lachen en te zeggen dat er brand was. Wat bleek? Vermoedelijk Heleen had ergens fout tegen geleund en zo had ze dus het brandalarm doen afgaan. Het eiland kwam steeds dichter (het was vlakbij) en de mannen vroegen wat onze plannen waren eenmaal we daar aankwamen. Tja, aangezien er geen bussen meer waren die rechtstreeks van Irkutsk naar Choezjir reden (including boot!) was er niet echt een plan. Hopen dat er bussen reden op het eiland, dat was het plan. Maar goed, de mannen boden ons aan (hm, ‘boden ons aan’ klinkt wel heel beleefd en formeel in deze context… het was meer dat ze ons wilden overtuigen om mee te gaan) om mee met hen in de banja te gaan zitten en, alweer vrij vertaald, ‘lekker te stomen’. Nogmaals, nee bedankt.

Toen we van de boot en op het eiland waren bleken er nergens busjes te bespeuren. Niet getreurd, in blijf het tot in den treure herhalen, dit is Rusland en hier is veel mogelijk (er is waarschijnlijk minstens evenveel niet mogelijk, of minstens evenveel waarvoor ge 100-den stempels nodig hebt, maar goed). We ondernamen een liftpoging bij de aurto’s die van de boot reden en uiteindelijk mochten we meerijden in een bordeaux Lada, samen met een jong koppel dat op Olchon woonde. Chance, want er waren niet erg veel auto’s die van de boot reden. Daar zaten we dan weer alle drie gezellige samen op de achterbank van de mini-Lada en Hanne en Heleen zaten zowat met hun hoofd tegen het plafond en bij elke put of hobbel in de weg (ook hier geen asfalt, maar zand/aardewegen) vlogen we omhoog. Na een van de ergste putten die er getrotseerd werd glimlachte onze chaufeeur verontschuldigend terwijl hij de ontsterfelijke woorden “Russian dorogi” (Russische wegen!) uitsprak. Het was knus, het was gezellig en deze mensen zetten ons aan de deur af bij Nikita’s Homestead, onze uitvalsbasis a.k.a. verblijfplaats op Olchon.

Daar aangekomen werden we meteen verwelkomd en kregen we onze kamer. Nadat we ons daar net waren beginnen te installeren kwam de dame van de receptie vragen of we soms een andere, warmere kamer wilden. We mochten eens gaan kijken, en waaw, dit was echt wel een mooiere, betere, warmere en vooral grotere kamer. De knoop was dus snel doorgehakt en we verhuisden. Het was heel schoon ingericht, een beetje primitief  (bekijk de lavabo constructie eens op de foto’s) en de wc bevond zich op het benedenverdiep, terwijl wij op de bovenverdieping sliepen, maar het was fantastisch en het wekte een geweldig vakantiegevoel in me/ons op.

Na het ‘ons-eigen-maken-van-de-kamer’, alsook het ‘opeten-van-alle-lekkere-dingen-die-Heleen-haar-Russische-ouders-voor-haar/ons-klaarmaakten’, vertrokken we voor een wandeling om de buurt eens te verkennen. We kregen meteen het gezelschap van twee herdershonden die ons gedurende de hele wandeling hebben vergezeld en nu eens voor ons en dan weer eens achter ons liepen, dit natuurlijk zeer tot ongenoegen van Hanne. We wandelden tot aan een prachtige rots, die we in Irkutsk al vaak op postkaartjes hadden zien staan en de schoonheid van het landschap, van het Bajkalmeer en de lucht waren gewoon overweldigend. De wind in onze haren en tussen onze sjaals door en het schitterende decor maakten dat we ons supervrolijk en vooral heel erg uitgelaten voelden, goh we hebben er zo hard van genoten van die wandeling!

Na het natuurschoon wandelden we nog even in het dorpje, zeer pittoresk allemaal, koeien die over de weglopen, auto- en buswrakken, kinderen die op een bevroren ijsplas speelden… Onze geesten kwamen tot rust. Ahum. Na de wandeling installeerden we ons in de eetzaal, waar we genoten van een tasje thee, dat we eerst per ongeluk met meel aanvulden, wat melk moest voorstellen, maar waarvan wij dachten dat het suiker was. Volgt u nog? Terwijl we daar zaten te wachten tot het tijd was voor het avondeten begon er een man op de piano te spelen. Hij liet de piano openstaan wanneer hij gedaan had en vervolgens besloot Heleen ook een aireken weg te geven. Vervolgens kwam er wat meer volk binnen in de eetzaal en werd het avondeten opgediend. Het moet gezegd, het was zeer lekker. Het dessert was applecrumble, we dronken er een tasje thee bij, de kachel brandde, gezelligheid troef dus!

Later op de avond werd er weer piano gespeeld, ditmaal door een andere man, echt een fijn bompa-type. Hij vroeg wie van ons er piano speelde, waarop Heleen toegaf en nogmaals achter de piano ging zitten. Ze speelde echt schitterend (ondanks de blijkbaar moeilijk handelbare piano), ik weet niet wat het was, iets klassieks, voor meer info zult u zich moeten wenden tot ons Van den Bosch zelve… De oude man stond er bewonderend naar te kijken en zei tegen Nikita dat dat nog al eens iets was en dat het zo was dat het moest. Ja ja, hij was er van gepakt! Nadat Heleen stopte met spelen kwam de man naar onze tafel toe en zei ons dat we moesten blijven zitten en niet mochten weggaan en dat hij direct zou terugkomen. Dat deed hij ook, vergezeld van een accordeon en een gitaar. Hierna begon hij accordeon te spelen en de Russen aan de tafel achter ons, die heftig in de vodka en de citroenen waren gevlogen, begonnen mee te zingen. Het was zo … tja, Russisch! Haha en die man steeds maar in ’t Engels, aangezien het een internationaal gezelschap was; “Imagine… you are in Georgia” en “Imagine… you are in Tjadzjikistan”, waarna hij een lied uit dat land begon te spelen. Echt, het was zo gezellig en zo sfeervol, zeker toen de ene Rus, al lichtelijk boven zijn theewater, een Italiaanse vastgreep en er een danske mee placeerde, wat ’n avond!

Ja, een internationaal gezelschap, dat heeft u goed gelezen. Rond 21u kwamen er namelijk nog vier mensen binnen, twee vrouwen en twee mannen. Van één gast zeiden Heleen en ik al meteen van, “ja, dat is zo hard nen Hollander!”, maar later hoorden we dat ze allemaal Engels praatten en aangezien het een gezelschap was gingen we er maar vanuit dat we ons vergist hadden. Een tijd later, kwam die gast achter thee en passeerde hij dus aan onze tafel. Hij kwam naar ons toe en zei met een onvervalst Hollands accent: “Ha, ik dacht al dat jullie ook Nederlanders waren”, waarop wij enigszins verontwaardigd antwoordden dat we Belgen waren. Ha, hadden we het niet gezegd! Hij bleek David te heten en vroeg ons of we geen zin hadden om bij hen aan tafel te aan zitten. Nou en of! We gingen bij hen aan tafel zitten en daar maakten we kennis met Anna, een Zweedse die accentloos Brits Engels sprak, waardoor we haar eerst indeelden bij de Britten, waarop zij quasibeledigd reageerde dat ze niet dacht dat ze er als een Britse uitzag. Er zat ook nog een Spaans koppel van Barcelona aan de tafel, waarvan ik me de namen niet meer herinner. We zaten er een tijdje mee te praten, dronken thee bij sloten, het kacheltje brandde nog steeds, de kat kwam er bij liggen, de Russen raakten steeds meer in de wind en af en toe greep iemand de gitaar en begon wat te spelen. Een schitterende, geweldige avond!

Maar aan alle mooie liedjes komt een eind en het werd tijd om te gaan slapen. Voor zaterdag hadden we immers een toer gereserveerd naar de Noordkant van het eiland. In onze kamer was het niet heel warm, maar onder de dekens was het best wel aangenaam. Ik lag dan ook al snel in slaap.

Na een nachtje in dromenland werd ik na een paar keer ‘snoozen’ wakker en groot was mijn verbazing toen ik zag dat Hanne en Heleen in het zelfde bed lagen. Nu moet er gezegd worden dat het brede, grote bedden waren, waarin we er blijkbaar als kleine kindjes uitzagen, maar toch. Ik ging er van uit dat dit omwille van de koude was, maar dat bleek niet zo te zijn. Blijkbaar was er ’s nachts een knagend, kruipend, ritselend geluid te horen naast Heleen haar bed (ze sliep naast de muur) en dat was niet zo fijn (begrijpelijk) en dit riep zekere angsten op (ook begrijpelijk) en vandaar waren ze maar bij elkaar gekropen.

Na een heerlijk ontbijt (gebakken eitjes, pap en pannenkoekjes met confituur) waren we klaar voor onze tocht. David, de Hollander kwam ook mee en daarnaast waren er nog een Frans (v) – Duits (m) koppel, die 7 maanden met een camper door Australië waren getrokken en nu via Azië, Mongolië en Rusland weer op weg waren richting Europa en er was ook een Ier mee, waarvan later bleek dat het eigenlijk een Zuid-Afrikaan was met een Iers paspoort. Het was aangenaam gezelschap dat veel te vertellen had en zo gingen we op weg met ons busje en de fijne chauffeur, kok en gids, verenigd in de persoon van een hele fijne Rus van rond de 50 die ons van alle wetenswaardigheden van het eiland op de hoogte bracht. Dit allemaal in het Russisch waardoor wij drie (en Alan, de Ier/Zuid-Afrikaan ook een beetje, hij had 11 weken in Odessa gezeten op taalcursus voor hij vertrok met de Trans-siberische) fungeerden als tolk, best plezant eigenlijk.

De tour toonde ons de mooiste kant van het eiland, met prachtige rotsen, het meer, de bergen aan de overkant, de steppen op het eiland, de grote leegte, de bossen (met een wolf die op de terugweg voor de auto de weg oversprong en dan in het bos verdween, maar die ik helaas niet gezien heb) en veel meer natuurschoon. Aan de rand van het Bajkalmeer, waar het water tegen de rotsen/strand slaat waren er zelfs al dingen bevroren en waren er rare ijsstalagmietconstructies te zien, mooi ende fascinerend! We stopten ook bij enkele ‘palen met sjalen rond’, merktekens van de sjamanen op het eiland. Het eiland is zowel een heilige plaats voor de sjamanisten als voor de boeddhisten blijkbaar en er schijnt een hele positieve energie te zijn. Zelfs wij wisten er van!  Haha, zo’n fantastisch weekend als het was, het kan niet anders of er was positieve energie van de sjamanisten, boeddhisten of whatever mee gemengd!

Tegen de middag dropte de chauffeur ons ergens aan de voet van een heuvel en vertelde ons dat we tot op de klif konden wandelen en dan langs een lager gelegen pad weer terug afdalen. Hij ging met het busje wat verderop staan en ons middagmaal bereiden. We klommen de rotsen op, waar een ontwrichtende, snijdende wind blies, die je bijna in evenwicht hield als je je liet vallen, we genoten van het landschap, leefden ons uit, waaiden uit, hadden het over erg lugubere dingen die tegelijk heel erg schoon kunnen zijn en zo voort en zo verder. Yes, sir, we felt the energy!

Toen we ons busje terug vonden (en gelukkig maar) was er een kampvuur aangestoken, de theepot hing erboven, de tafel was gezet en de soep was warm. We genoten van de soep (zelfs ik, een klein beetje dan toch, ’t was niet heerlijk, maar het was warm en dat was goed genoeg), de broodjes met kaas en uiteindelijk van een tasje thee met koekjes.

Uiteindelijk was het tijd om onze tocht verder te zetten. We trokken naar een speciale plek, alweer aan de rand van het eiland aan het Bajkalmeer, waar je wensen kon doen met betrekking tot de liefde,  wat volgens onze gids zeker voor jonge mensen van belang was. We klommen, liepen, sprongen, maakten foto’s, wensten en stapten het busje weer in.

Onze laatste halte was een strandje bij een van de dorpjes op het eiland. Er was niet echt veel te zien, maar ik nam er wat steentjes mee (kleintjes, want in december mag er maar 20kg mee weer terug naar huis, helaas!) en we trokken er wat foto’s. Toen ontdekten we een redelijk grote vijver die helemaal dichtgevroren was. We smeten er stenen op met al onze kracht, maar het ijs wilde maar niet breken. Bijgevolg werd er lustig op los ‘geschaatst’ en acrobatisch gedaan en waw, het was geweldig. De frisse lucht, de wind en gewoon op een vijver lopen!

Hierna was het tijd om weer naar Nikita’s terug te keren. Op de terugweg kwamen we nog een wolf tegen en na een wel heel hobbelige, wiebelige rit kwamen we aan. We dronken nog een tasje thee met de Fransman, de Duitser en de Ier/Zuid-Afrikaan (het lijkt wel het begin van een mop!) en wat later stormde den Hollander terug binnen. Hij was al de hele dag (én de vorige avond) aan het praten over een duik nemen in het Bajkalmeer en blijkbaar was het moment aangebroken. Ik besloot mee te gaan om te kijken of hij en de Zweedse, die niet wou onderdoen, dit zouden overleven en uiteindelijk kwam het er op neer dat het Spaanse koppel van de vorige avond, ik, Heleen, de Fransman, de Duitse en de Ier/Zuid-Afrikaan meegingen en op de duik stonden te kijken. Het was echt grappig om te zien; iedereen dik aangekleed met mutsen op, wanten en bergschoenen aan wilde foto’s maken van de twee gekken die daar in bikini en in zwembroek, elk om beurt, het water in renden. Het zag er verschrikkelijk koud uit, maar we hadden een plekje gevonden uit de wind (waarvoor er helaas wel een zowat verticale rotswand moest worden afgedaald) en daar gingen ze! Het werkte inspirerend, want prompt besloot de Spanjaard dat hij ook eens in dat machtige meer kopje onder moest gegaan zijn en hij speelde zijn kleren uit en rende in zijn onderbroek het water in.

Na deze memorabele gebeurtenissen, die druk op gevoelige plaat werden vastgelegd, was de zon bijna onder en we gingen weer terug naar onze kamer. We zaten even te praten en al gauw kwam Nikita’s kloppen om onze haard aan te steken, wat we eerder hadden gevraagd. Hij maakte een vuurtje en zette zich nog even om wat te babbelen met ons. Hij vroeg of we Kanakna kenden. Ja, natuurlijk, het productiehuis van ‘Peking Express’. Het bleek dat hij heel goed bevriend was met de baas van Kanakna en hij wist dus wel wat over België. Blijkbaar is de Spaanse versie van Peking Express ook langs geweest op het eiland.

Nadat we nog wat rond ons vuurtje hadden gezeten en wat gepraat hadden was het alweer tijd om te gaan eten. Deze avond was er iets minder ambiance dan de avond ervoor, maar het was toch nog steeds heel gezellig. Toen we weer terug op onze kamer kwamen was de haard nog steeds aan het gloeiend en nadat ik er nog ene houtblok op drie had opgesmeten brandde hij weer volop. Zalig, die heerlijke warmte in de kamer terwijl het buiten vrij koud was (maar volgens Heleen viel het ’s nachts nog mee)!  Na nog wat gepraat te hebben en nadat we tot een besluit waren gekomen over het uur van opstaan (de bus terug naar Irkutsk – rechtreeks, including boot en al! – vertrok de volgende morgen om 9u en we moesten alles nog inpakken) gingen we slapen in ons knusse coconnetje.

De volgende morgen ging de wekker eenmaal af en daarna niet meer. Ik schoot wakker om kwart voor acht, een kwartier nadat we normaal gingen opstaan. Ik probeerde het met een voorzichtig “is er al iemand wakker?” maar er bleken drastischer middelen nodig. Dit werd de lichtknop. Na deze kwelling was iedereen wakker, begonnen we in te pakken en om half negen stonden we in compleet tenue, met rugzak en al (en ditmaal twee lege zakken bij Heleen, aangezien al het eten op was) klaar om te ontbijten en vervolgens de bus op te stappen.

Theoretisch gezien dan toch. In de praktijk lag dit toch iets anders. Nikita vroeg ons of we wisten dat die nacht het uur veranderd was. Het was dus nog maar half acht. Oeps. Het ontbijt begon pas om acht uur. Wij wilden alweer afdruipen naar onze kamer (ho, als dit geen teken van hogerhand was dat we nog langer op deze toffe plek mochten blijven, dan weet ik het ook niet meer!) maar Nikita zei dat we wel in de eetzaal konden gaan zitten en daar warmden we ons dan maar aan een tas thee.

Uiteindelijk werd het dan toch 9u en we installeerden ons op het busje. Dit keer was het net iets comfortabeler: we zaten niet op de achterbank, hadden wat meer plaats en konden onze rugzakken op de grond zetten. In volle vaart raceten we weer het eiland over, op de verschrikkelijke wegen en na een halfuur wachten aan de boot bereikten we het vasteland terug. We reden aan een stuk door verder, met het gekwetter en gekweel van de vier Russische trienen op de achterbank voortdurend in onze oren. We stopten op ongeveer dezelfde plek als we op de heenweg waren gestopt.

Daar aten we wat, testten de wc’s nog eens uit (tenminste Hanne en Heleen deden dit) en moesten we vooral vrij lang wachten tot er weer beweging kwam in de chauffeur en schot in de zaak… Er kwam een dame op ons af die vroeg waar de chauffeur was. We wezen hem aan en ze ging iets vragen aan hem. Vervolgens kwam ze weer bij ons staan, maakte een praatje en zei iets over een bomma en een bompa die verderop stonden en die mee moesten met ons en iets over het feit dat ze dacht dat er nog drie plaatsen over waren, maar dat het er nu maar twee meer waren en een wel zeer cryptische zin over ‘iemand bij de hand houden’. Voor de Russisch-sprekenden onder u, “djerzjat na roekoe”. Allemaal goed en wel, de deuren van de marsjroetka gaan weer open, bomma en bompa raken geïnstalleerd en toen kwam de aap uit de mouw: de vriendelijke mevrouw moest ook nog mee! En omdat te kunnen verwezenlijken moest ik op haar schoot gaan zitten. Bij deze leerden wij dus dat ‘iemand bij de hand houden’ in het Russisch ook nog wel eens wil zeggen ‘iemand op de schoot houden’. Ik ging dan maar op de dame haar schoot zitten, het is niet dat ik een keuze had en we vertrokken. Op de zetel tegenover mij zat een jongen en hij bood aan dat we die stoel anders wel konden delen, dan zat ik wat comfortabeler. Voor even toch. Ik zat op een bil, in plaats van op twee, dus ik zat half op de stoel en half ernaast. Bompa zijn knieën hielden me tegen langs de ene kant en langs de andere kant zat ik half op een zetel. De jongen begon wat met mij te praten, maar god, hij was echt onverstaanbaar. A) hij mompelde, B) hij sprak veel te stil. Hij kwam uit Oezbekistan en was op reis door Rusland. Vervolgens begon hij allerlei financiële vragen stellen als; ‘Hoeveel studiegeld krijgen jullie in België’ en ‘Wat is het gemiddelde pensioen in België’ en dergelijke meer, waar ik dus helaas geen antwoord kon op geven. Vervolgens begon ook de ‘schoot-dame’ te praten, bleek dat zij en bomma en bompa uit Ulan-Ude kwamen en weer onderweg waren naar daar.

Daarna begon bomma met mij te praten. Het begon met haar kleinkinderen en het eindigde bij Karl Marx en de Chinese economie. Bompa had heel ‘Das Kapital’ van Marx gelezen, en of ik wel wist hoelang Marx aan dat boek had gewerkt, aan één boek hé en of ik wel wist wat voor ne slimme mens dat dat was en hoeveel geweldige theorieën, die wel niet had geponeerd. En goh, China, niet moeilijk met twee miljard mensen, dat die de grootste en bestdraaiende economie hadden en ja, probeert dat maar is te voeden, al die twee miljard mensen! Ja, het was best boeiend. Maar toen begon bompa er zich nog eens mee te moeien, maar bompa die had geen tanden, dus van wat bompa mij allemaal te vertellen had, ik weet niet, ik begreep er geen jota van!

Uiteindelijk kwamen we aan in Irkutsk, het laatste deel van de rit was wel erg pijnlijk. Auwtch. Stretching was noodzakelijk. We namen afscheid van bomma, bompa, mevrouw en Oezbeekje. Vervolgens namen we de tram terug naar de dorm. Op de tram kwam er alweer een bommaatje naast me zitten. Zij begon over “en in de Sovjet-tijd…” en dit naar aanleiding van de controleur van de ticketjes en dat “tegenwoordig alles om geld draait en niks nog voor niks” en over Wereldoorlog II en de Duitsers en dat de Amerikanen waren gekomen en dat zij alles hadden afgepakt, alles en “wat hebben we in de plaats gekregen? Wat hebben we in de plaats gekregen? WAT is er daarvoor in de plaats gekomen???” – grote, lange pauze – “Dronkenschap en alcoholisme!”. Dat was het laatste wat ze me kon zeggen, want dan moesten we beiden van de tram, ze wenste me alle geluk en ze verdween in de massa.

Terug in de dorm binnenstappen was toch weer een beetje als thuiskomen. Er barstte ook bijna meteen een feestje los omdat Anna, de assistente van de decaan, ook in onze dorm was ingetrokken. Ze bracht vodka mee, augurken, hasp, salami en chips. Feesten op zijn Russisch dus. Het ging zo een hele avond door, het was fijn en gezellig en het was het perfecte einde van een fantastisch weekend! Een sloom einde voor zulk een vertelling als hier boven, maar goed, ik zal maar zeggen dat dit dan het gevoel verbeeldt dat wij hadden aan het einde van dit weekend. Moe, sloom, lui, maar absoluut voldaan!

 

P.S.: Wat ‘den Aleksander’, den buschauffeur betreft: later die middag zijn Hanne en ik ook nog op tocht gegaan richting treinstation om informatie in te winnen om naar Mongolië te gaan (alweer: uitleg volgt!), maar gezien de prijs, die ons redelijk, maar voor Russische normen toch hoog leek (3200 roebel enkel pp, zo zeiden ze ons, achteraf bleek het 2990 roebel te zijn), besloten we nog eens terug te gaan naar het busstation (ja, er is veel op en neer geloop geweest die namiddag) om te horen of er niks te regelen viel. We dachten meteen aan onze Aleksander en die man bleek wel geïnteresseerd om ons in een minibusje naar Ulan Baator te brengen, zeker nadat hij hoorde met hoeveel personen we vermoedelijk zouden zijn. Hij vroeg ons echter om de volgende dag terug te komen omdat hij dan de prijs zou kunnen zeggen. De volgende dag (woensdag) gingen Hanne en ik terug, maar Meneer was nergens te vinden. Vervolgens belde ik hem en na een erg verwarrende conversatie (hij was redelijk onverstaanbaar en onderhandelen via de telefoon is echt een rotklus!) kwam hij toch naar het busstation afgezakt. Maar helaas, in tegenstelling tot wat wij gedacht hadden was het niet goedkoper om in Mongolië te geraken met een busje en bleek de trein de goedkoopste oplossing. Tja, en dat is het wat het hoofdstuk ‘Aleksander den buschauffeur betreft’.

Wat een weekend!

Momenteel heerst er hier weer een acuut tijdtekort (als in: het is al kwart voor zes en ik moet nog de bus terugnemen naar de dorm, een opstel schrijven met als titel ‘Elk mens heeft zijn lot’, ik moet nog een verhaal uitlezen, nog een biografisch werkje maken over Raspoetin, de genitief nakijken voor Pools en de oefeningen oplossen én nog enkele Poolse tongtwisters van buiten leren – zo ik hoop dat dat tijdtekort bij deze verklaard is?) daarom bij deze enkel de belofte van een uitgebreid verslag over een fantastisch weekend.

Hoe komt dat nu dat het weekend zo fantastisch was? Wel, Hanne, Heleen en ik hebben een uitstapje gemaakt naar Olchon, een eiland in het Bajkalmeer. Voor de geïnteresseerden en voor de niet-geïnteresseerden (wat me zou verbazen, u bent tenslotte tot hier gesurft!), een kaartje:

Irkutsk en Olchon (Choezjir)

Let op de kleine rode cirkeltjes: Irkutsk en Olchon (Choezjir)

Het was al een avontuur om er te geraken (bus, boot, auto), vervolgens hebben we er ons echt te pletter geamuseerd (gekke foto’s maken, overweldigende natuur en positieve ‘energiestromen’ voelen, muziek maken met Russen, de haard brandende houden zonder al de rest in brand te steken, anderen die zo gek zijn een duik te nemen in het meer gade te slaan, thee drinken, vriendelijke mensen en zowat half West-Europa zat er verzameld – Hollanders ook, of wat dacht u) en uiteindelijk zijn we zelfs nog heelhuids teruggekeerd. Inderdaad, een hele prestatie!

Nadat we dan zonder gebroken botten en met alle lichaamsdelen nog op de juiste plaats terug aankwamen in de dorm, werd er zowaar weer een feestje georganiseerd. ‘Ons Anna’, de assistente van de decaan, reddende engel en soms ook wel eens dom, verstrooid wicht, is namelijk ook ingetrokken in de dorm. Een paar verdiepingen lager en ze heeft haar eigen kamer, maar toch reden genoeg tot feest! Er werd nog maar eens vodka aangevoerd (het ging hier om een Russin), er werden potten augurken opgetrokken, alsook zakken chips, doosjes koeken en pakjes hesp en dan was het begin van een klein, bescheiden feestje dat op een schappelijk uur geëindigd is. Ik zeg het, het is hier wreed plezant.

Tot zover enkele amuses-bouches om u allen te laten watertanden en hopelijk kijkt u uit naar het volledige verslag, dat dinsdag of woensdag hier ter plekke zal verschijnen…

Waarom u beter niet gaat kamperen bij min twee (en durf niet te lachen!)

Enige weekends geleden (van 11-12 oktober) besloten Hanne en ik voor het avontuur te kiezen en mee te gaan kamperen met Jeremy, Martin en Nick. Het verhaal begint dus ongeveer zo: “Er waren eens een Canadees, een Duitser, een Australiër en twee Belgische meisjes…”. Hoe het verder gaat leest u hieronder.

Op vrijdagavond werd er al druk gepalaverd over de kampeerplannen, maar de uitkomst van de avond was het hier ondertussen al bekende “we zullen nog zien”. De volgende morgen rolden Hanne en ik tegen 10u ons bed uit en wat bleek: onze vrienden waren al druk aan het pakken. Wat er al allemaal in hun supersonische, compacte en aerodynamische rugzakken verdwenen was, geen idee, maar ze zaten alleszins al bijna vol. En dan moesten wij nog maar beginnen met pakken! En in wat voor rugzakskens! Maar wij bleven niet bij de pakken zitten. De kast werd leeggehaald en algauw verscheen er een grote stapel warme kleren op onze bedden. Het zou koud worden en we zouden er op voorzien zijn. Een wiskundig probleem stelde zich vrijwel onmiddellijk bij de vergelijking van de massa kleren en de grootte van onze rugzakken. Onze rugzakken zijn hier namelijk: een Eastpak en een Jansport (neen, ik word niet gesponsord). Het was proppen, trekken en duwen tegelijk, maar uiteindelijk pasten én ons thermisch ondergoed én onze fleecepullen én onze sjaal én muts én handschoenen én extra t-shirts én skijas allemaal in onze rugzak. Ja, we stonden er zelf ook van te kijken! (Nogmaals, ik word niet gesponsord.)

Hierna rees een tweede probleem. Hanne en ik hebben hier namelijk geen slaapzak en laat dat nu net zowat het meeste handige voorwerp voor een trektocht in de woeste Russische natuur zijn (naast wat vodka zo hier en daar). De oplossing hiervoor diende zich aan in de vorm van 2 dekens die we even ‘geleend’ hebben van de obsjesjitie. Maar het probleem was dus het transport van deze 2 dekentjes. Onze rugzakken stonden zo ongeveer op springen (van enige aerodynamiek was al lang geen sprake meer) en ja, we konden de dekens moeilijk rond ons wikkelen. Na enig denkwerk staken we de dekens in een soort schoudertas die groot genoeg bleek. Het woog het een en het ander, maar we moesten toch iets hebben om ons te wapenen tegen de koude daar in die tent!

Ondertussen waren onze drie reisgenoten al naar de winkel vertrokken. Toen wij ook die kant opgingen, kwamen zij net terug. Pech voor ons want voor het inslaan van de proviand hadden we gehoopt dat we hen gewoon stiekem konden kopiëren en zo onze onkunde in het ‘wildkamperen’ te verbergen, maar te laat dus. Wij met zijn tweeën dan maar op weg naar de winkel. Daar aangekomen kochten we (naar aloude festivaltraditie) dan maar twee potjes noedels, twee flessen water, een flesje vodka, een zakje koekjes, een tablet chocolade, een blok kaas, een pakje salami, twee zakjes croissants en een doos sap (dat qua smaak absoluut niet bij de vodka paste, helaas). U ziet het derde probleem natuurlijk al van mijlenver aankomen. Waar steken we al dat eten? We propten enkele dingen bij in de schoudertas (die zo redelijk ondraagbaar werd door het gewicht, maar goed, we kunnen nu ook wel tegen een stootje, dachten we), nog wat bij in mijn rugzak en ja, de rest deden we dan maar in een plastiek zaksken.

Na het aantrekken van onze wandelschoen/bergbottines waren we volledig klaar om er voor te gaan. Dachten we. We waren nauwelijks de deur uit of Martin hield ons tegen. ‘Wat hebben jullie allemaal mee?’ ‘Dekens, want u nas njet slaapzak!’ ‘Ja maar, zo kunt ge toch geen berg beklimmen! Kom, ik heb nog riemen op mijn kamer’. Waarna de lieve jongen onze dekens met zijn riemen op onze rugzakken bond, Nick sommeerde om een deel van ons eten in zijn eigen rugzak de steken en wonder boven wonder ook nog wat eten in mijn rugzak gepropt kreeg. Er bleef enkel nog een zakje met koekjes en sap over. Nù waren we pas klaar om écht te vertrekken.

We namen de tram naar het autobusstation, waar we na wat wachten onze kans grepen en in een minibusje klommen, dat ons voor 100 roebel naar Listvyanka zou brengen. Ja, dat deed het ook echt! Eenmaal aangekomen in Listvyanka vertrokken we na een bezoekje aan de lokale winkel (een ijsje en wat boule-de-berlins voor Nick, een ijsje voor Martin en een Fanta voor Jeremy – ja, die mannen hadden dat goed gezien, snel nog even wat suikers naar binnen spelen… We hadden dat beter ook gedaan!) voor een lange wandeling ‘door de bergen’.

We gingen het dorpcentrum uit en algauw bevonden we ons in de vrije natuur. Heel schoon, maar wreed voor het ongetrainde menselijke lichaam, dat verzeker ik u! In het begin ging het nog redelijk, doorwandelen aan een stevig tempo, dat kan ik wel aan en net toen het wat meer begon te stijgen (vergeet dat ‘door de bergen’ maar, wij gingen ‘over de bergen’, recht omhoog!) merkte Martin dat er iets gelekt was in zijn rugzak en dus hadden we even de tijd om op adem te komen terwijl hij zijn rugzak proper maakte. (Het was een blikje bier en het was niet eens erg gelekt, anyway, het was een goede reden om meteen maar het eerste blikje bier van de tocht te ledigen – niet dat er nog veel volgden, maar toch, ’t was een schoon moment!)

Maar dan. Mannekes, vader! U moet weten, Hanne en ik wij zijn niet meteen zo van de fanatieke kampeerders. Wij doen dat rustig aan, op ’t gemak en we zien wel waar we geraken. We genieten van de natuur terwijl we wandelen. We nemen al eens een pauze. Wij racen geen bergen over. Jeremy, Nick en Martin waren en zijn ervaren trekkers, die gewend zijn van van alles te beklimmen en bergen over te lopen op smalle bospaadjes. Die gaan vooruit, vooruit, vooruit. Wij daar dus achteraan. Ik heb daar geen problemen mee als dat op vlak of dalend terrein is, ik stap graag goed door. Maar als dat bergop is en niet zomaar ‘efkes’ bergop, maar constant, kilometers aan een stuk, met een behoorlijke hellingsgraad, dan is dat iets anders. Dat doet u niet zomaar ‘efkes’ en hup en klaar. Dat vergt inspanning. Dat vergt longen. Dat vergt energie. Maar aan pauzeren deden deze drie niet mee, o nee! Bijgevolg ging ik een hele tijd maar achter Jeremy aan, raakte wat meer achterop, waarna ik Martin voor liet gaan en vervolgens liep ik zowat alleen, ergens tussen de kopgroep (Jeremy en Martin die algauw uit het zicht en tussen de bomen verdwenen) en de staart (Hanne en Nick die laatste bleef – hij had ook wel een erg zware rugzak te dragen natuurlijk) in. Ja, het peleton, dat was ik! Maar één zonder al te veel overwinnings-/inhaaldrang. Ik liep daar wel ok, zo op mijn eentje, niemand die hoorde hoe diep ik soms moest inademen en af en toe kon ik eens stoppen, want ik was toch de laatste nog niet. Maar het was afzien en ho, te bedenken dat ik vooral was meegegaan voor het kampvuur en de bijhorende gesprekken en het slapen in de tent. Te bedenken dat ik dacht dat die wandeling nog wel ging meevallen.

Maar goed, ik hoop dat het duidelijk is dat het bedwingen van deze berg bijna bovenmenselijke inspanningen vroeg en dan niet zozeer vanwege de steilheid, maar vooral vanwege de snelheid waarmee deze bedwongen moest worden. Op een gegeven moment was er gelukkig een lichtje aan het eind van de tunnel: er lag sneeuw! Op de grond, op de berg, bijna op de top! Waw, de eerste liggende sneeuw! Mijn hoop op een witte verjaardag werd alleen maar groter. Het was maar een heel klein beetje sneeuw, maar toch maakte het al veel goed. Het gaf weer nieuwe moed. Er was nog hoop.

Niet lang daarna was het einde in zicht; de berg moest enkel nog afgedaald worden. Opnieuw geen sinecure, maar het ging toch al vlotter dan naar boven klimmen. Het was echt de kam van de berg die we afdaalden en dus op het scherpst van de snee, maar eindelijk was daar het Bajkalmeer en een schitterend uitzicht. Het moet gezegd, het is de moeite waard geweest!

We besloten daar dan maar ons kamp op te maken; er lagen resten van een vuur er stond een tafeltje en het was gewoon een wreed schone plek aan het Bajkalmeer. Rechts over, links over, een enorm meer en aan de overkant besneeuwde bergtoppen, onbeschrijfelijk mooi! ’s Avonds en ’s nachts scheen er dan een wit licht over het meer, dat gedurende de nacht ook steeds meer opschoof, een prachtig schouwspel. Terwijl we daar onze patatjes en vleesjes in een wrap aan het opeten waren, samen met wat versgemaakte soep van Martin begonnen de sterrekes te flikkeren tussen de bomen heen en waw, wat een geweldige ervaring zeg! Ik zag zelfs een vallende ster, dus ik helemaal blij, blijkt dat dit in Canada ongeluk betekent. Ik interpreteerde die ster toch maar op de Belgische manier! (En in Tasmanië betekent het ook dat ge een wens moogt doen, nah!)

We hebben een hele tijd zitten praten, wat chocolade gegeten, wat vodka gedronken (ja, ge moet iets doen tegen de koude) en het was enorm gezellig! En ho, zowat de hele wereldpolitiek passeerde de revue, WOI en WOII (en dat met een Duitser erbij, altijd fijn – don’t mention the war!), vreemde verhalen en dergelijke meer.

Uiteindelijk werd het helaas zelfs voor de grote avonturiers bedtijd. Slaapwel dus. Niet dus. Ik en Hanne hadden al eerder (na het hout sprokkelen, het uitstallen van de etenswaren, het inrichten van de kampplek en andere bijzonder kampeer-gerelateerde doch leuke bezigheden) ons thermisch ondergoed aangetrokken en ons als echte anciens gehuld in de laagjes, de sjaal, de muts en de wanten en geen van deze items werd uitgetrokken om te gaan slapen! Het was tenslotte min twee en uw reporter ter plaatse en compagnon (ik en Hanne) hadden dus, zoals eerder al vermeld geen slaapzak. Dat hebben we geweten! Koud dat dat was! Eén van de dekentjes lag op de grond, het andere hadden we over ons gedrapeerd en dat was het. Het was min twee. Min twee. Min. Min. Miiiiiiin! Ijskoud! De enige oplossing was het delen van lichaamswarmte, waardoor ik me dus voortdurend moest omdraaien (ik lag met een helft tegen Hanne aan) omdat een helft van mij aan onderkoeling ging lijden. U begrijpt, van slapen kwam niet veel in huis. Op een gegeven moment lag ik toch in slaap, werd ik plots wakker en zit Jeremy rechtop in de tent. Ik stamelde slaapdronken “Hanne, wat scheelt er”, waarna dus bleek dat ik het tegen Jeremy had. Er zat blijkbaar een rat aan de buitenkant van de tent, die dapper werd weggejaagd door Jeremy. Na een controle van het eten – het was er nog, en nog allemaal – keerde de rust weer. Hanne lag nu gesqueezed tussen Jeremy en ik, de gelukzak! Langs beide kanten permanente lichaamswarmte, zonder uzelf gelijk een kip aan het spit te moeten ronddraaien, naast het bezit van een slaapzak leek dit de tweede grootste luxe die er is op de wereld!

Uiteindelijk overleefden we de nacht en ’s morgens werd de tent zelfs aangenaam opgewarmd door het zonnetje, maar de schade was al gedaan, onze nachtrust was niet bijzonder groot geweest. Na een ontbijt besloten Nick en Martin om een duik te nemen in het Bajkalmeer. Hanne en ik hadden onze portie koude wel gehad, dus gingen wij rustig op het ‘strand’ aan de oever onze tanden poetsen. Ik moet zeggen, uw tanden poetsen aan de oever van dit gigantische meer is geweldig! Net zoals naar het toilet gaan met zicht op Bajkal, onvergetelijk!

Nadat we ons kamp hadden opgekraamd en de innerlijke mens versterkt hadden trokken we weer op pas. We gingen langs een andere weg teruggaan, omdat het quasi onmogelijk leek dezelfde steile bergkam waarlangs we naar beneden gekomen waren weer op te klimmen. Nadat we eerst fout gegaan waren en dan maar gewoon dwars door de struiken heen een berghelling afliepen/wandelden/struikelden/vielen kwamen we op het juiste pad terecht. Ik ga u de details besparen, maar het was véél simpeler dan de dag ervoor om de berg weer over te geraken. Bij de afdaling, die maar bleef duren, dachten Hanne en ik blijkbaar hetzelfde: ‘hoe zijn we dit in godsnaam gisteren ooit op kunnen klimmen?!’. De sneeuw was ook verdwenen.

Nadat we in Listvyanka nog een omulken (Martin en Nick toch) en een ice-tea (deugd dat dat deed!) naar binnen hebben gesmikkeld konden we vrijwel meteen een marsjroetka nemen en tegen het avondeten kwamen we weer in Irkutsk aan.

Zo waren er dus terug een Canadees, een Duitser, een Australiër en twee Belgische meisjes in het studentenhuis en zo hebt u hopelijk geleerd waarom gaan kamperen bij min twee en zonder een slaapzak een wel bijzonder slecht idee is. Ik zocht het met plezier voor u uit!

Een daguitstap(je?) met de kroeglobajkalski Express

Op zaterdag hadden we een uitstapje gepland. Het opzet: een tochtje met een treintje rond een stukje van het Bajkalmeer (hier spreken van een ‘Bajkalmeertje’ zou niet echt passend zijn gezien de omvang ervan), totdat we terugkeerden naar Port Bajkal, waarna een boot ons naar Listvyanka zouden brengen, waar we nog even zouden kunnen rondlopen en later zou een busje ons dan weer naar Irkutsk brengen.

Let wel, dit was het opzet! Ik wil niet afdoen aan het spanningsgehalte van mijn blog, maar mensen die me kennen zullen na het lezen van de vorige zin vast al doorgehad hebben dat het in de realiteit net iets anders verlopen is. Maar laten we beginnen bij het begin (ha, logica, het kan soms zo’n deugd doen!).

Vrijdagavond kwam Heleen al bij ons slapen. Ik weet niet of ik het al vermeldde, maar Heleen is dus een vriendin die hier ook zit, om net dezelfde redenen als ik en Hanne en Nele, alleen woont zij bij een gezin en wij op een kot. We hadden een luierdagje, sliepen uit, aten havermoutpannenkoekjes (dankuwel Nele!) en deden eigenlijk voornamelijk niks. ’s Avonds maakten (lees: plaatsten we in de oven) we pizza’s, die redelijk lekker waren, maar ook niet geweldig en na nog heel wat gepalaver vielen onze ogen toe. Maar niet voor lang, want om zes uur ’s morgens werden we gewekt. Na de gebruikelijke ochtendrituelen vertrokken we met de bus naar het treinstation. Daar aangekomen lieten we de toerist in ons al even los en trokken we enkele foto’s van het station. Nadat we eerst de foute deur waren binnengegaan vonden we uiteindelijk het juiste deel van het station waar een enorme massa mensen stond. Op het infobord was onze trein nog niet te zien, terwijl het toch al wel kwart voor acht was en onze trein vertrok om 10 na 8 (‘inscheping’ om 8.03u). Niet gepanikeerd, dit is tenslotte Rusland. Uiteindelijk (tegen een uur of 8) verscheen onze trein op het bord, maar helaas stond het perron er nog steeds niet bij vermeld. Nog steeds geen probleem, Rusland, u weet wel en er viel genoeg te zien in het station. Een meisje dat opeens een babypoesje in haar jas blijkt te hebben, reclame voor onze trein (dachten we!), een mooie zwart glanzende stoomtrein (op een reclameaffiche, informatieborden en het aloude mensjeskijken (wat in Rusland een werkelijk fantastische bezigheid is!) eisten onze aandacht op. Het werd 8.03. Geen perron. Het werd 8.07. Geen perron. Het werd 8.10. Geen perron. Het werd 8.15. Geen perron. Het werd 8.20. Plots kwam er beweging in de mensenmassa. De trap richting perrons werd ingenomen door mensen met dozen met taarten, reistassen en rugzakken. Perron nummer 4. Allen daarheen.

Uiteindelijk vertrok de trein om 8.30u. Op de tv-schermpjes werden Bajkal-fotoreportages getoond, ondersteund door bijpassende Russische muziek. Deze werd al snel onderbroken door een vrouwenstem die ons over de geschiedenis van het station van Irkutsk vertelde, alsook andere interessante feiten, verhalen en wetenswaardigheden over Irkutsk en de andere fijne plekken die we voorbijreden. Helaas leek hier geen eind aan te komen. Het landschap was echt wel mooi. We reden door de heuvels, tussen bossen en mistige riviertjes door. Af en toe dook er een datsjadorp op en ja, dit was echt Rusland.

Na een hele tijd rijden stopte het treintje in Sloedjanka, een dorp aan de oevers van het Bajkalmeer. We werden even gelucht, een kwartiertje mochten we ginds rondlopen. Dat was meer dan tijd genoeg want we moesten dus in het station blijven en veel was er niet te zien. Enkele Russische treinen, de sporen en een of ander oud tentoongesteld stuk ijzerwerk ter vervoer van containers. Gekke, onnozele foto’s genoeg dus. Het enige wat er echt te doen was was het kopen van omul (viskes) en het onderhandelen met de oude vrouwtjes die dit op het perron stonden te verkopen. Wij hadden hier geen zin in, de Russen overduidelijk wel en nadat we ons terug hadden neergezet in onze coupé werden we hier dan ook een sterke visgeur gewaar. Onze overburen aan de andere kant van het gangpad begonnen ook meteen te smikkelen van hun vis, dit na het opeten van verschillende soorten chips, chocolade en snoepjes. Ik weet niet wat het was met die mensen maar die zijn werkelijk geen seconde gestopt met eten terwijl ze in de trein zaten. Een hele sporttas gevuld met voedsel werd geplunderd. Tomaten bestrooid met zout, gebraden kip die werd gevierendeeld, chips, bananen, nootjes, snoep, noedels, chocolade, appels, brood, een komkommer, niets werd onverteerd gelaten en alles werd met evenveel smaak opgegeten. Daar zaten wij dan met ons zakje met zes met confituur besmeerde croissants, vier kleine boterkoeken, een appel, een plak chocolade en een zak niknakjes. O, en een fles kersensap, olé. Een andere man begon meteen om negen uur ’s ochtends al met het uitdelen van shotjes vodka. We zijn tenslotte in Rusland, nietwaar.

Na deze korte pauze vertrok onze trein weer. In omgekeerde richting. Wat dus wil zeggen: achterwaarts. We dachten dat hij ooit nog wel eens zou draaien, hij reed immers ook niet zo geweldig snel, maar uiteindelijk heeft hij heel de tijd achterwaarts doorgereden tot in Port Baikal. Enfin, nu ook weer niet heel de tijd, maar dat leest u verder wel.

Enige tijd later stopte de trein nog eens. We waren net een mooie stenen brug over gereden en stonden vrij hoog boven een baai aan het Bajkalmeer. Iedereen stormde de trein uit en de berg op, waar er een museum of iets dergelijks leek te zijn. Hanne, Heleen, Nele en Marie-Laure stormden de trein uit en de berg af, op richting Bajkal. Eerst namen we enkele zeer schone foto’s bij een kerkje/kapelletje, waar Heleen zeer devote poses aannam en vervolgens daalden we de berg verder af. Eenmaal aan de oever van dat imposante meer en omringd door al het natuurschoon (De bergen! De bossen! Het water!) kwam het kind in ons los; We probeerden een Rus die geweldig goed stenen kon keilen (of hoe noemt ge deze activiteit anders?) te imiteren, maar geen van ons kon met hem concurreren. Hierna ontdekten we de pret die een mens kan hebben met de zelfontspanner van een fototoestel. Rugzakken werden opgestapeld en gekke poses werden aangenomen in de wel zeer romantische omgeving. Het was steeds afwachten wat dit zou opleveren, maar de resultaten mogen er zijn. We gingen zo op in ons modellenwerk dat we niet merkten hoe de tijd voorbijging. Plots kwam het onheil nader. De ‘toeter’ van de trein. En wij die ons zo’n 200 meter lager dan de trein bevonden. Lopen!!!! Ik zette er meteen een spurtje in, hup de berg op, hup het gras door (waarbij ik Nele blijkbaar per ongeluk een volle lading aarde heb toegegooid – oeps, sorry!) en ja, daar was de trein. Hij stond er nog steeds en iedereen was op zijn gemak aan het instappen. Geen spannende overnachting aan de oever van Bajkal…

Ons treintje reed en reed maar. Wij aten en knibbelden aan de niknakjes, onze buren aten vooral en de mensen voor ons dronken nog steeds vodka. De dame door de microfoon maakte ons attent op speciale bruggen, de lengte van tunnels, aparte stenen muren, mooie uitzichten en meer van dat. Vsjo v porjadkje dus. Tot onze trein nog een stop maakte. Er werd ons verteld dat er verderop (! twaalf kilometer verder dus!) een steen op de sporen lag en dat we daarom veertig minuutjes hier mochten rondlopen terwijl dit euvel ‘effe’ verholpen werd. Goed, wij springen de trein uit, recht een gesloten kuuroord binnen, met allerlei fotografisch interessante plekjes (ahum), zoals een beer, een zwembadje, een schietbaan, een rots-fontein-watervallen-partij en natuurlijk het Bajkalmeer zelf. We repten ons naar Bruintje de beer, een berenstandbeeld dus, dat zich erg leende tot het maken van nog meer belachelijke, onnozele foto’s. Terwijl we daar compleet de malloot aan het uithangen waren (‘knuffel de beer’ ‘kus de beer’ ‘bruintje beer masseert uw schouders’, ‘make love to the camera’ – de Belgische delegatie in Irkutsk heeft zich weer in de kijker gewerkt…) vingen we het onheilspellende bericht op dat het oponthoud nog minstens anderhalfuur zou duren. Geen probleem, de sfeer zat er in en er waren nog meer foto’s te trekken. Het betrof hier ondermeer; ‘Heleen en Marie-Laure in Russische zeemeerminpose op de rand van het zwembad’, ‘Nele die doet alsof ze in het zwembad staat’, ‘Hanne en Heleen idyllisch op het brugje boven het nep-watervaltafereel’, ‘leg een appel op uw hoofd en ga voor de schietdoelen staan’, ‘Marie-Laure wringt zichzelf om een lantaarnpaal’ en meer van dat fraais. Dit alles met fameus wapperende haren want er stond daar een stevige wind en het was ook niet meteen warm te noemen. Hierna beklommen we een trap die ons boven op een heuveltje bracht vanwaar we een prachtig uitzicht hadden over de omgeving met de trein en de bergen en het Bajkalmeer en de Russen.

Nadat we de heuvel weer waren afgedaald gingen we richting Bajkalmeer, waar we serieuzere idyllische landschaps- en mensenfoto’s trokken. Na het gadeslaan van het uitvoeren van dezelfde activiteit door een bende Russinnen (geloof me, het is de moeite en het is nogal een spektakel), aten we een appeltje aan een watervalletje en vervolgens trokken we weer richting trein. Daar aangekomen vernamen we dat het nog minstens twee uur zou duren voor er schot in de zaak zou komen omdat er een hersteltrein moest afkomen en die zouden dan de sporen vervangen en dergelijke, het leek een ingewikkelde zaak te zijn.

Wij waren nogal verkleumd van het rondwandelen en dus gingen we maar terug in de trein zitten. Na een bezoekje aan de barwagon, die dik tegenviel, heb ik dan maar wat geslapen. Na een dik uur kwam de werktrein terug en konden we blijkbaar verder rijden. Helaas zouden we niet meer stoppen onderweg, omdat we al te veel tijd verloren hadden. Dus dan stopte de trein maar gewoon heel even op die speciale plekken, maar wij mochten er niet meer van. Het was echt een schitterend landschap waar we doorreden en we bevonden ons echt op de oever van het Bajkalmeer, vlak aan het water.

Terwijl we daar op die trein zaten beseften we plots dat we onmogelijk nog op tijd (om 23u dus, want na 23u heersen hier buiten de wetten van moord, terrorisme en drugs blijkbaar, volgens een blad dat beneden bij de conciërge hang – verder nooit iets van gemerkt trouwens) in ons studentenhuis konden zijn. Een smsje naar Mieke en Kristien, de andere Belgische meisjes hier op kot, zou normaalgezien alles in orde moeten brengen, maar zij smsten terug dat de conciërge er niks van moest weten en wat als we echt later gingen zijn dat het International Office haar daar maar van op de hoogte moest stellen en dat het dan wel goed was. Vervolgens ondernamen we een poging om naar Elena, onze contactpersoon op dat Office te bellen, waarbij Heleen zich voor mij (‘Bettens’) uitgaf (ik weet dat je wou dat je mij was Heleen, maar hier gaat het toch te ver hoor!) en waarbij na ¾ van het gesprek de batterij van de gsm het opgaf. Wisselen van kaarten en gsm en dergelijke dan maar en na een plaspauze (waar ik niet aan deelnam, godzijdank) belde Heleen (‘Bettens’) nog eens naar Elena en toen  bleek dat alles in orde zou komen. Oh, wat een geweldige, hilarische tijd hebben wij daar op die trein beleefd zeg! Dit was zo typisch Russisch…

Tegen het einde van de rit toe werden de infofilmpjes over het Bajkalmeer en zijn dieren (wist u dat zeehonden kunnen schilderen en trompet spelen??) vervangen door een karaokevideo. De sfeer zat er in, de muziek was er, de drank in de man en de vrouw en bijgevolg werden we getrakteerd op een zangstonde door de Russen. Waarvoor dank. Het begon allemaal aarzelend maar uiteindelijk werd er zelfs nog gezongen nadat de trein gestopt was in Port Baikal en de video’s werden afgezet. Lichtelijk onvast en onzeker begonnen wij daar ‘otsji tsjornye’ te zingen, wat gretig bijval kreeg bij de Russen. Zo grappig, wij begonnen het liedje met ons vieren te zingen en de Russen vielen mee in! Het was zeer gezellig aldaar.

Uiteindelijk besloten we de trein maar eens te verlaten voor we er in opgesloten zouden worden en toen begon het wachten (nog maar eens). Coupés nummer 2, 6 en 7 werden namelijk uitverkoren om als eerste de overtocht met de boot naar Listvyanka te maken en bijgevolg moesten wij (coupé 5) zo’n driekwartier wachten. Na een wanhopige zoektocht naar warm eten, die niets opleverde gingen we buiten maar wachten, waar er een groepje Russen het spelletje ‘één persoon beeldt iets uit en de rest raadt wat hij uitbeeldt’ aan het spelen waren en we deden een halfslachtige poging om mee te doen, die niet erg goed lukte, gezien onze beperkte kennis van het Russisch. Maar het was grappig en het was leuk en we zongen Samson en Gert liedjes en Nederlandstalige klassiekers en we waren uitgelaten en vrolijk en wild. En toen was er de boot en gingen we terug naar Listavyanka en toen waren er bussen en en en. Toen moesten we even rustig zijn want er begon een man een beetje boel te maken omdat hij niet meer op de bus geraakte en wij stonden vlakbij, maar gelukkig was er onze held Sacha die ons gered heeft. Voordat die man ruzie begon te zoeken had hij ons apart gezet omdat we vreemdelingen waren en we voelden ons al benadeeld, maar uiteindelijk heeft hij ons gewoon heel erg bevoordeeld, want hij nam ons mee naar een gewone personenauto, stopte ons er in en zei de chauffeur dat hij wel zou betalen. Een kwartiertje later, nadat alle bussen al even vertrokken waren, kwam hij terug en stapte zelf mee in. Driekwartier later, om 23.15 stonden we voor de deur van ons kot. De chauffeur was een soortement stuntpiloot. Hij reed vrijwel de hele weg minstens 120, slalomde de andere auto’s voorbij, haalde de drie bussen in en trok zich vooral niks aan van de gietende regen die maar bleef vallen.

Dankuwelmerci, Sacha (die zei dat we nog eens terug moesten komen en ons het allerbeste wenste en bleef kijken tot we helemaal binnen waren – hij was misschien een heel klein beetje in de wind) en dankuwelmerci Mijnheer de Chauffeur!

Na een warme portie noedels en een gesprekje in de keuken waren wij allemaal klaar voor ons bed en geloof me, we hebben GOED geslapen die nacht!

Dag trippers!

Ik zit weer eens in Cafe Fiesta in Irkutsk, waar het momenteel 17.30u en 16 graden is, maar waar het vanaf zondag ’s nachts gaat beginnen vriezen… Ik had jullie nog een Arshan-verslag beloofd welaan, hier is het dan! Verder weinig te melden, buiten het feit dat we hier overladen worden met huiswerk en we ons een beetje terug in het middelbaar wanen (Een schoolbel in de unief! Taken! Testen! Koop een schrift zus en zo!)…

Dit weekend hebben Jakob en ik een uitstapje naar Arshan gemaakt. We hadden een overnachting geregeld via een toeristenbureau en de tickets zouden we ’s morgens gaan kopen. Nu zat het zo dat Jakob op vrijdagavond besloot mee te gaan naar de disco (Akula genaamd), samen met Feliks en Pablo, de Spanjaarden van op kot en enkele Russinnen van een paar verdiepingen lager hier. Ik had daar die avond niet zoveel zin, mede doordat we zaterdagmorgen de bus van 8.45 wilden nemen en we dus vroeg zouden moeten opstaan. En inderdaad, toen mijn wekker om 7u ’s morgens afging stak Jakob net zijn hoofd om de deur. Weinig geslapen dus. Niet eigenlijk. De disco was leuk (als ik er zelf eens naartoe ga volgt er zeker een verslag en belooft alvast spannend te worden, want in Jakob zijn verhaal vielen woorden als ‘metaaldetector’, ‘brandende drankjes’, ‘rook, rietje, servet’, ‘strip-tease’, ‘die Russische mannen kunnen echt niet dansen’, ‘eighties muziek’ en nog vele andere…), maar had dus desastreuze gevolgen voor de nachtrust.

Maar toch gingen we op weg. Het station vinden bleek geen probleem (met dank aan de vriendelijke, behulpzame dame aan wie ik de weg vroeg). Tickets kopen bleek geen probleem. De juiste bus vinden ook niet. Waw zeg, dat ging verbazingwekkend makkelijk, en dat in Rusland!

Eenmaal gezeten en geïnstalleerd op de bus, die zoals verwacht te laat vertrok, probeerde Jakob een dutje te doen, wat min of meer een beetje lukte. Ik had het iets moeilijker. Ik zat geperst tussen Jakob en een redelijk gezette madam. Met haar kleinkind op haar schoot. En 2 plastieken zakskes aan haar voeten. De dame was gehuld in een roze jas. Al meteen toen ze opstapte vond ik dat er een geur van oud zweet rond haar hing. Dat werd er helaas niet veel beter op toen ze de roze jas – stomp langs hier, stomp langs daar, wat gewring en hopla! – uitdeed en ze plots in een apart, zwart, doorzichtig t-shirt met vleermuismouwen naast me zat. Bij elke bobbel of put in de weg zwiepte haar lichaamsvet van hier naar daar en ginder, van links naar rechts en wipte op en neer en beschreef ovaalvormige cirkels rond haar lichaam. En dus tegen en op Marie-Laure. En na elke bobbel of put duurde het wel even voor alles weer stilstond en min of meer in de juiste plooi lag. Stel u een hoop pudding voor die in dezelfde bus wordt vervoerd en u krijgt een beeld van hoe het in elkaar zat. Bovendien werd ik ook regelmatig in mijn zij gepord omdat het kleinkind bijna van haar schoot afviel en ze het er dus weer op moest sjorren. Kortom, erg comfortabel zitten was het niet. Na zo’n 2u merkte ik plots dat er in 1 van de 2 plastieken zakjes een doos zat met daarin een hele kleine zwarte puppy. Op slag kreeg ik iets meer sympathie voor de zwetende dame en haar kleinkind op schoot. Iets.

Een kwartiertje na ‘de ontdekking van de hond’ stopte de buschauffeur aan een winkel en café om ons de kans te geven iets te eten of te drinken. Dat werden een twix en een zakje baconchips, bij gebrek aan beter en vooral betrouwbaar voedsel. Hierna ging de tocht verder. Na ongeveer nog een uur en half stopte de chauffeur nog eens. De meeste mensen gingen naar buiten, waar aan de ene kant van de weg een bos was en aan de andere kant een klein cafeetje. Plaspauze, dacht ik zo. Of, nadat er steeds grotere groepen mensen in het bos verdwenen; “paddenstoelenplukpauze” of iets dergelijks, met die Russen weet je maar nooit! Verder werden er familiefoto’s getrokken, gewandeld en gepraat. Ik aanschouwde dit alles van achter het raam van op mijn zitplaats op de achterste bank in de bus. Nadat er enige tijd verstreek besloot ik toch ook eens een luchtje te gaan scheppen. Gewapend met een fototoestel stapte ik het Russische landschap binnen. En wat ik toen zag verklaarde de kalmte en rustigheid waarmee de andere passagiers zich door ditzelfde landschap bewogen; platte band en serieuze platte band. Vraag me niet wat er me gebeurd was, maar de band hing zowat totaal aan flarden. De chauffeur was samen met een andere man bezig om de band te vervangen. Druk bezig. Maar toch stonden we daar ongeveer een uur stil. Leve mezelf, voor het meebrengen van een boek, waardoor ik de tijd toch aangenaam kon doorbrengen (tevens leve mezelf voor het meebrengen van een lief, waardoor ik de tijd nog aangenamer kon doorbrengen 😉 ).

Kortom na een uur en een kwartier leek het ding gefikst en reden we weer verder. Na een minuut of 2 stopte de chauffeur aan een halte. Opeens merkte ik op dat het de halte was waar we van de bus moesten stappen. Ja, lap, als ne mens nu is alles van te voren wist!! We hadden dus al zeker een uur in Arshan kunnen rondlopen, aangezien het dus op nog geen kilometer afstand was van de plek waar de band werd vervangen. Maar goed. We waren er.

Er. Ik had gedacht dat Arshan een stad was, maar niet dus. Het is eerder een dorpje. Maar dat hadden we dus eerst niet door. Dus foeterden we al op het Toeristenbureau (in Hotel Angara, heel erg vriendelijk en Engelstalig, zodat Jakob ook kon volgen… Helaas weigerde ze nog Engels te spreken toen ze te weten kwam dat ik student Russisch was, omdat ze me wou helpen om mijn Russisch te oefenen. Ja leuk, dat wel, maar nu moest ik weer beginnen vertalen voor Jakob…) dat ze ons in een voorstad hadden gedropt en dat we de bus moesten nemen naar dé stad Arshan, in plaats van in het centrum te zitten.

Maar nadat de vriendelijke dame van het guesthouse op de vraag ‘hoe geraken we tot in Arshan’ reageerde met een vreemde frons en de onsterfelijke woorden ‘maar dit is Arshan, het centrum is naar links’, wisten we het wel. Dit was dus Arshan. The one and only. Na een korte wandeling door het rustieke, pittoreske, zeer Russische dorpje (en zo rustig!) vonden we onze guesthouse, precies zoals op het plannetje. We hadden verwacht dat er een of andere oude baboesjka zou open doen, maar het was een 40-jarige vriendelijke mevrouw. Ze gaf ons de sleutel en toonde ons onze kamer aan de overkant van de straat. Het was een houten gebouwtje, met daarin enkele kamers. De onze was een vierpersoonskamer, met nog 2 tafels en 3 stoelen en een matje en we kregen zelfs verse lakens! Franse lakens! Met de Eiffeltoren op en stokbroden en wijn en restaurants en de Seine en en en.. Waw, properder als in de obsjesjitie! Dit viel heel goed mee! Wat minder goed meeviel was de wc, zijnde een gat in de grond met een houten kotje rond, maar goed ’t was toch maar voor 1 nacht. De lavabo en spiegel waren ook buiten, maar aangezien het niet regende was dit geen probleem. De madam vertelde ook nog dat als we wilden ze de banja kon gereed maken. Achteraf gezien wel jammer, maar we (vooral Jakob, na zijn nachtelijke escapades 😉 ) waren te moe om van dit aanbod gebruik te maken.

We maakten vervolgens een wandelingetje door het dorp, stopten in een cafeetje om iets te eten (het ‘vlees op zijn Siberisch’ viel erg in de smaak) en probeerden vervolgens bustickets te kopen (maar de kassa was al dicht), probeerden onderweg ook verschillende foto’s te maken (maar de batterijen van mijn fototoestel waren plat), probeerden vervolgens batterijen te kopen (wat lukte), probeerden deze laatste hierna uit (ze bleken niet te werken en plat te zijn… En daar heb ik dan nog 78 roebel aan gegeven) en genoten van een mooie wandeling. De natuur was hier echt prachtig. We wandelden eerst wat rond in een parkje, daarna wandelden we langs de rivier en voorbij het marktje (Mongoolse en Boerjatische kruiden, wollen kleren en sokken, souvenirs en kitsch) en vervolgens keerden we na een tussenstop in de lokale supermarkt (waar we onder andere wc-papier dat eigenlijk opgerold grijs crêpepapier was kochten) langs de rivier terug naar ons huisje. Na onze inkopen daar gedropt te hebben zijn we nog wat aan de rivier gaan zitten en na al deze frisse buitenlucht hadden we er geen problemen mee om snel in slaap te vallen.

De volgende morgen negeerden we de wekker van 8.30 en stonden we tegen 10u op. We pakten alles in, ontbeten wat en vertrokken. We wilden de sleutel teruggeven en toevallig stond ons Irina (de gastvrouw) buiten. Ze wilde ons tonen waar de Boeddhistische tempel (jaja, allemaal in Arshan!) was, maar aangezien we eerst nog bustickets voor de terugreis moesten kopen kwam ze ook maar even mee. Aan de kassa’s aangekomen bleek dat er een gigantische rij stond. Dan maar even wachten? Neenee, niet met Irina! Er was nog een andere kassa, dus wij daarheen, na onze plaats in de rij veilig te hebben gesteld bij de mensen voor ons (dan vraag je hen, te onthouden dat wij achter hen waren en als je dan terugkomt kun je zonder probleem weer inschuiven op de plaats waar je stond … Jaja, Rusland heeft zo zijn voordelen, niks te ‘weggaan is plaats vergaan’!). Helaas bleek deze kassa gesloten. Om een lang verhaal kort te maken; we kregen onze tickets; plaats 9 en 10 op de marsjroetka. Na het inslaan van enige batterijen togen we op weg naar de tempel. Irina toonde ons hoe er naartoe te gaan, wenste ons vervolgens het allerbeste en ging weer weg.

De tempel was niet zo  indrukwekkend als het woord tempel doet vermoeden, maar hij was wel mooi en aangezien ik nog nooit in een Boeddhistische tempel was geweest was het wel eens interessant. We bekeken ook de gebedsmolens en gaven een offer en hierna vertrokken we weer naar de rivier, want verderop in de bergen zouden er 12 watervallen zijn, waarvan de eerste volgens Irina de allermooiste was. We gingen op weg. Leuke, kronkelige, ietwat modderige paadjes leidden ons langzaamaan de bergen in. Het landschap was werkelijk prachtig! Ik denk dat de herfst een van de mooiste seizoenen is om Arshan te bezoeken! Echt schitterend, de bomen zijn hier al hun bladeren aan het verliezen en zowat alle tinten geel, bruin en groen waren te zien in het bos en op de bergflanken. Daar doorheen stroomt dan een heel mooi beekje, met vele vertakkingen en vele poeltjes overal en stroomversnellingen en dergelijke. Echt, prachtige natuur! Ik heb er van genoten. Of zoals Jakob het zo mooi zei: “precies een impressionistisch schilderij!” en inderdaad, een mens zou van minder lyrisch worden!

We wandelden tot aan de eerste waterval en na deze uitgebreid bewonderd te hebben was het helaas al tijd om richting bus te gaan (de eerste waterval was echt nog een eindje stappen vooral als ge tussendoor besluit eens tot aan de rivier te gaan, waarna ge dus ergens totaal anders weer naar boven tot op het padje moet klimmen. En als ik klimmen zeg, bedoel ik ook echt klimmen..). We wilden op tijd vertrekken want Jakob wilde ook nog enkele souvenirtjes inslaan. We oefenden onze vaardigheden in het afdingen (nee, we zijn nog niet goed genoeg) en de buit bedroeg: een cowboyhoed (vraag me niet waarom ze die hier verkopen), een drinkbus omhuld met kunstig leer en enkele sleutelhangers. Nadat we onze fles gevuld hadden met zuiverend water uit de rivier (goed voor het hart, de maag en nog wat dingen, o ja en voor de huid, voor alles dus eigenlijk een beetje) vertrokken we richting bus. Daar aangekomen werden we op de marsjroetka gezwierd.

Na slechts een rit van 3,5 uur (inclusief stop aan een winkeltje, ge moet niet vragen aan wat voor vaart die chauffeurs hier over de prachtige vlaktes en door de mooie bergen racen) eindigde ons mooie weekend en kwamen we weer aan in Irkutsk. Het zien van de vertrouwde straten, het herkennen van gebouwen… het voelde bijna aan als thuiskomen. Bijna. Een beetje.

 

 

PS: Dinsdag is Jakob vertrokken. Het afscheid was moeilijk, maar uiteindelijk konden we niet anders. Hij is veilig aangekomen in België ondertussen. En dat allemaal met aeroflot nota bene, uw Russische vliegtuigmaatschappij en ticket naar de wereld!

PS: Sinds gisteren zijn er nieuwe kasten in de keuken. Hanne, Nele en Marie-Laure waren rustig aan het studeren in hun kamer, met de deur open. Allerlei mannen liepen af en aan met allerlei kasten. Plots dook er een jongen op; “Girls, can you gelp us?”. Aardig als steeds zeiden wij volmondig “yes!”. Waarop we dus alle oude keukenkasten konden leegmaken, de spullen naar onze kamer dragen en deze later dan ook natuurlijk weer in de nieuwe kasten stoppen.

De werkmannen waren ook niet van de snuggersten; eerst slepen ze alle nieuwe kasten de keuken in. Om vervolgens te merken dat de oude er nog staan! En dat ze nog vol zitten! En dat ze dus leeg moeten. Wat vervolgens gebeurd, nadat enkele nieuwe kasten weer naar buiten werden gesleurd omdat de oude anders niet meer open gingen. Vervolgens worden de oude kasten naar buiten gesleept en voor de nieuwe kasten voor in de kamers gezet. Later gaan ze dus nog eens werk hebben. Ze konden niet meer aan het raam, maar anders hadden ze ze vast gewoon naar buiten gesmeten. Eergisterenavond werden we opgeschrikt door nogal veel kabaal; waren ze van enkele verdiepingen lager de oude rommel gewoon naar buiten aan het smijten. Achja, da’s makkelijker dan alles naar buiten de trappen af te dragen natuurlijk…

PS: Er zijn sinds een paar dagen ook 2 Poolse meisjes verder op onze gang; Barbara en Karolina.

PS: Dat was het voor vandaag!