Enige weekends geleden (van 11-12 oktober) besloten Hanne en ik voor het avontuur te kiezen en mee te gaan kamperen met Jeremy, Martin en Nick. Het verhaal begint dus ongeveer zo: “Er waren eens een Canadees, een Duitser, een Australiër en twee Belgische meisjes…”. Hoe het verder gaat leest u hieronder.
Op vrijdagavond werd er al druk gepalaverd over de kampeerplannen, maar de uitkomst van de avond was het hier ondertussen al bekende “we zullen nog zien”. De volgende morgen rolden Hanne en ik tegen 10u ons bed uit en wat bleek: onze vrienden waren al druk aan het pakken. Wat er al allemaal in hun supersonische, compacte en aerodynamische rugzakken verdwenen was, geen idee, maar ze zaten alleszins al bijna vol. En dan moesten wij nog maar beginnen met pakken! En in wat voor rugzakskens! Maar wij bleven niet bij de pakken zitten. De kast werd leeggehaald en algauw verscheen er een grote stapel warme kleren op onze bedden. Het zou koud worden en we zouden er op voorzien zijn. Een wiskundig probleem stelde zich vrijwel onmiddellijk bij de vergelijking van de massa kleren en de grootte van onze rugzakken. Onze rugzakken zijn hier namelijk: een Eastpak en een Jansport (neen, ik word niet gesponsord). Het was proppen, trekken en duwen tegelijk, maar uiteindelijk pasten én ons thermisch ondergoed én onze fleecepullen én onze sjaal én muts én handschoenen én extra t-shirts én skijas allemaal in onze rugzak. Ja, we stonden er zelf ook van te kijken! (Nogmaals, ik word niet gesponsord.)
Hierna rees een tweede probleem. Hanne en ik hebben hier namelijk geen slaapzak en laat dat nu net zowat het meeste handige voorwerp voor een trektocht in de woeste Russische natuur zijn (naast wat vodka zo hier en daar). De oplossing hiervoor diende zich aan in de vorm van 2 dekens die we even ‘geleend’ hebben van de obsjesjitie. Maar het probleem was dus het transport van deze 2 dekentjes. Onze rugzakken stonden zo ongeveer op springen (van enige aerodynamiek was al lang geen sprake meer) en ja, we konden de dekens moeilijk rond ons wikkelen. Na enig denkwerk staken we de dekens in een soort schoudertas die groot genoeg bleek. Het woog het een en het ander, maar we moesten toch iets hebben om ons te wapenen tegen de koude daar in die tent!
Ondertussen waren onze drie reisgenoten al naar de winkel vertrokken. Toen wij ook die kant opgingen, kwamen zij net terug. Pech voor ons want voor het inslaan van de proviand hadden we gehoopt dat we hen gewoon stiekem konden kopiëren en zo onze onkunde in het ‘wildkamperen’ te verbergen, maar te laat dus. Wij met zijn tweeën dan maar op weg naar de winkel. Daar aangekomen kochten we (naar aloude festivaltraditie) dan maar twee potjes noedels, twee flessen water, een flesje vodka, een zakje koekjes, een tablet chocolade, een blok kaas, een pakje salami, twee zakjes croissants en een doos sap (dat qua smaak absoluut niet bij de vodka paste, helaas). U ziet het derde probleem natuurlijk al van mijlenver aankomen. Waar steken we al dat eten? We propten enkele dingen bij in de schoudertas (die zo redelijk ondraagbaar werd door het gewicht, maar goed, we kunnen nu ook wel tegen een stootje, dachten we), nog wat bij in mijn rugzak en ja, de rest deden we dan maar in een plastiek zaksken.
Na het aantrekken van onze wandelschoen/bergbottines waren we volledig klaar om er voor te gaan. Dachten we. We waren nauwelijks de deur uit of Martin hield ons tegen. ‘Wat hebben jullie allemaal mee?’ ‘Dekens, want u nas njet slaapzak!’ ‘Ja maar, zo kunt ge toch geen berg beklimmen! Kom, ik heb nog riemen op mijn kamer’. Waarna de lieve jongen onze dekens met zijn riemen op onze rugzakken bond, Nick sommeerde om een deel van ons eten in zijn eigen rugzak de steken en wonder boven wonder ook nog wat eten in mijn rugzak gepropt kreeg. Er bleef enkel nog een zakje met koekjes en sap over. Nù waren we pas klaar om écht te vertrekken.
We namen de tram naar het autobusstation, waar we na wat wachten onze kans grepen en in een minibusje klommen, dat ons voor 100 roebel naar Listvyanka zou brengen. Ja, dat deed het ook echt! Eenmaal aangekomen in Listvyanka vertrokken we na een bezoekje aan de lokale winkel (een ijsje en wat boule-de-berlins voor Nick, een ijsje voor Martin en een Fanta voor Jeremy – ja, die mannen hadden dat goed gezien, snel nog even wat suikers naar binnen spelen… We hadden dat beter ook gedaan!) voor een lange wandeling ‘door de bergen’.
We gingen het dorpcentrum uit en algauw bevonden we ons in de vrije natuur. Heel schoon, maar wreed voor het ongetrainde menselijke lichaam, dat verzeker ik u! In het begin ging het nog redelijk, doorwandelen aan een stevig tempo, dat kan ik wel aan en net toen het wat meer begon te stijgen (vergeet dat ‘door de bergen’ maar, wij gingen ‘over de bergen’, recht omhoog!) merkte Martin dat er iets gelekt was in zijn rugzak en dus hadden we even de tijd om op adem te komen terwijl hij zijn rugzak proper maakte. (Het was een blikje bier en het was niet eens erg gelekt, anyway, het was een goede reden om meteen maar het eerste blikje bier van de tocht te ledigen – niet dat er nog veel volgden, maar toch, ’t was een schoon moment!)
Maar dan. Mannekes, vader! U moet weten, Hanne en ik wij zijn niet meteen zo van de fanatieke kampeerders. Wij doen dat rustig aan, op ’t gemak en we zien wel waar we geraken. We genieten van de natuur terwijl we wandelen. We nemen al eens een pauze. Wij racen geen bergen over. Jeremy, Nick en Martin waren en zijn ervaren trekkers, die gewend zijn van van alles te beklimmen en bergen over te lopen op smalle bospaadjes. Die gaan vooruit, vooruit, vooruit. Wij daar dus achteraan. Ik heb daar geen problemen mee als dat op vlak of dalend terrein is, ik stap graag goed door. Maar als dat bergop is en niet zomaar ‘efkes’ bergop, maar constant, kilometers aan een stuk, met een behoorlijke hellingsgraad, dan is dat iets anders. Dat doet u niet zomaar ‘efkes’ en hup en klaar. Dat vergt inspanning. Dat vergt longen. Dat vergt energie. Maar aan pauzeren deden deze drie niet mee, o nee! Bijgevolg ging ik een hele tijd maar achter Jeremy aan, raakte wat meer achterop, waarna ik Martin voor liet gaan en vervolgens liep ik zowat alleen, ergens tussen de kopgroep (Jeremy en Martin die algauw uit het zicht en tussen de bomen verdwenen) en de staart (Hanne en Nick die laatste bleef – hij had ook wel een erg zware rugzak te dragen natuurlijk) in. Ja, het peleton, dat was ik! Maar één zonder al te veel overwinnings-/inhaaldrang. Ik liep daar wel ok, zo op mijn eentje, niemand die hoorde hoe diep ik soms moest inademen en af en toe kon ik eens stoppen, want ik was toch de laatste nog niet. Maar het was afzien en ho, te bedenken dat ik vooral was meegegaan voor het kampvuur en de bijhorende gesprekken en het slapen in de tent. Te bedenken dat ik dacht dat die wandeling nog wel ging meevallen.
Maar goed, ik hoop dat het duidelijk is dat het bedwingen van deze berg bijna bovenmenselijke inspanningen vroeg en dan niet zozeer vanwege de steilheid, maar vooral vanwege de snelheid waarmee deze bedwongen moest worden. Op een gegeven moment was er gelukkig een lichtje aan het eind van de tunnel: er lag sneeuw! Op de grond, op de berg, bijna op de top! Waw, de eerste liggende sneeuw! Mijn hoop op een witte verjaardag werd alleen maar groter. Het was maar een heel klein beetje sneeuw, maar toch maakte het al veel goed. Het gaf weer nieuwe moed. Er was nog hoop.
Niet lang daarna was het einde in zicht; de berg moest enkel nog afgedaald worden. Opnieuw geen sinecure, maar het ging toch al vlotter dan naar boven klimmen. Het was echt de kam van de berg die we afdaalden en dus op het scherpst van de snee, maar eindelijk was daar het Bajkalmeer en een schitterend uitzicht. Het moet gezegd, het is de moeite waard geweest!
We besloten daar dan maar ons kamp op te maken; er lagen resten van een vuur er stond een tafeltje en het was gewoon een wreed schone plek aan het Bajkalmeer. Rechts over, links over, een enorm meer en aan de overkant besneeuwde bergtoppen, onbeschrijfelijk mooi! ’s Avonds en ’s nachts scheen er dan een wit licht over het meer, dat gedurende de nacht ook steeds meer opschoof, een prachtig schouwspel. Terwijl we daar onze patatjes en vleesjes in een wrap aan het opeten waren, samen met wat versgemaakte soep van Martin begonnen de sterrekes te flikkeren tussen de bomen heen en waw, wat een geweldige ervaring zeg! Ik zag zelfs een vallende ster, dus ik helemaal blij, blijkt dat dit in Canada ongeluk betekent. Ik interpreteerde die ster toch maar op de Belgische manier! (En in Tasmanië betekent het ook dat ge een wens moogt doen, nah!)
We hebben een hele tijd zitten praten, wat chocolade gegeten, wat vodka gedronken (ja, ge moet iets doen tegen de koude) en het was enorm gezellig! En ho, zowat de hele wereldpolitiek passeerde de revue, WOI en WOII (en dat met een Duitser erbij, altijd fijn – don’t mention the war!), vreemde verhalen en dergelijke meer.
Uiteindelijk werd het helaas zelfs voor de grote avonturiers bedtijd. Slaapwel dus. Niet dus. Ik en Hanne hadden al eerder (na het hout sprokkelen, het uitstallen van de etenswaren, het inrichten van de kampplek en andere bijzonder kampeer-gerelateerde doch leuke bezigheden) ons thermisch ondergoed aangetrokken en ons als echte anciens gehuld in de laagjes, de sjaal, de muts en de wanten en geen van deze items werd uitgetrokken om te gaan slapen! Het was tenslotte min twee en uw reporter ter plaatse en compagnon (ik en Hanne) hadden dus, zoals eerder al vermeld geen slaapzak. Dat hebben we geweten! Koud dat dat was! Eén van de dekentjes lag op de grond, het andere hadden we over ons gedrapeerd en dat was het. Het was min twee. Min twee. Min. Min. Miiiiiiin! Ijskoud! De enige oplossing was het delen van lichaamswarmte, waardoor ik me dus voortdurend moest omdraaien (ik lag met een helft tegen Hanne aan) omdat een helft van mij aan onderkoeling ging lijden. U begrijpt, van slapen kwam niet veel in huis. Op een gegeven moment lag ik toch in slaap, werd ik plots wakker en zit Jeremy rechtop in de tent. Ik stamelde slaapdronken “Hanne, wat scheelt er”, waarna dus bleek dat ik het tegen Jeremy had. Er zat blijkbaar een rat aan de buitenkant van de tent, die dapper werd weggejaagd door Jeremy. Na een controle van het eten – het was er nog, en nog allemaal – keerde de rust weer. Hanne lag nu gesqueezed tussen Jeremy en ik, de gelukzak! Langs beide kanten permanente lichaamswarmte, zonder uzelf gelijk een kip aan het spit te moeten ronddraaien, naast het bezit van een slaapzak leek dit de tweede grootste luxe die er is op de wereld!
Uiteindelijk overleefden we de nacht en ’s morgens werd de tent zelfs aangenaam opgewarmd door het zonnetje, maar de schade was al gedaan, onze nachtrust was niet bijzonder groot geweest. Na een ontbijt besloten Nick en Martin om een duik te nemen in het Bajkalmeer. Hanne en ik hadden onze portie koude wel gehad, dus gingen wij rustig op het ‘strand’ aan de oever onze tanden poetsen. Ik moet zeggen, uw tanden poetsen aan de oever van dit gigantische meer is geweldig! Net zoals naar het toilet gaan met zicht op Bajkal, onvergetelijk!
Nadat we ons kamp hadden opgekraamd en de innerlijke mens versterkt hadden trokken we weer op pas. We gingen langs een andere weg teruggaan, omdat het quasi onmogelijk leek dezelfde steile bergkam waarlangs we naar beneden gekomen waren weer op te klimmen. Nadat we eerst fout gegaan waren en dan maar gewoon dwars door de struiken heen een berghelling afliepen/wandelden/struikelden/vielen kwamen we op het juiste pad terecht. Ik ga u de details besparen, maar het was véél simpeler dan de dag ervoor om de berg weer over te geraken. Bij de afdaling, die maar bleef duren, dachten Hanne en ik blijkbaar hetzelfde: ‘hoe zijn we dit in godsnaam gisteren ooit op kunnen klimmen?!’. De sneeuw was ook verdwenen.
Nadat we in Listvyanka nog een omulken (Martin en Nick toch) en een ice-tea (deugd dat dat deed!) naar binnen hebben gesmikkeld konden we vrijwel meteen een marsjroetka nemen en tegen het avondeten kwamen we weer in Irkutsk aan.
Zo waren er dus terug een Canadees, een Duitser, een Australiër en twee Belgische meisjes in het studentenhuis en zo hebt u hopelijk geleerd waarom gaan kamperen bij min twee en zonder een slaapzak een wel bijzonder slecht idee is. Ik zocht het met plezier voor u uit!